Onkruid – het ongewenste dat mij iets wil leren
Het leek een mooie ochtend. De zon viel over de tuin, vogels zongen hun lied, en ik liep met mijn koffie langs de bedden van mijn moestuin. Maar toen ik bukte bij de courgetteplanten, viel mijn oog op het voortwoekerende onkruid. Ongenodigd. Woekerend. Onverstoorbaar.
En ik voelde wat elke tuinier wel kent: lichte frustratie. Niet weer. Had ik vorige week niet nog gewied?
Ik haalde het eruit. Wortel voor wortel. Maar al wieden voel ik ook verwondering. Want onkruid groeit snel. Soms sneller dan wat ik er zelf met zorg en liefde heb gezaaid. Het neemt ruimte in. Licht weg. Water. Voeding. Alles waar een kwetsbaar plantje recht op heeft.
En terwijl ik verder wied, besef ik: onkruid is niet alleen een vijand, het is ook een boodschapper.
En ineens realiseerde ik mij: Onkruid laat mij iets zien. Over mijn tuin. Over mijn hart.
Ik weet hoe Jezus het benoemt in Mattheüs 13: het Woord wordt gezaaid, maar de dorens – de zorgen van de wereld, het bedrog van rijkdom – verstikken het. Het komt op, ja, maar het draagt geen vrucht. En ik herken mezelf daarin. Hoe snel groeien de zorgen, de afleidingen, de stemmetjes die me weghouden bij de eenvoud van vertrouwen?
“Wat tussen de dorens gezaaid is, dat is hij die het Woord hoort, maar de zorgen van deze wereld en de verleiding van rijkdom verstikken het Woord.” — Mattheüs 13:22 (HSV)
Onkruid is ongemakkelijk eerlijk. Het laat me zien wat ik heb laten groeien door niets te doen. Het groeit in verwaarlozing. In uitstel. In gemak. En het groeit altijd sneller dan ik dacht.
Maar onkruid heeft ook een functie. Sommige soorten brengen stikstof terug in de bodem. Ze vertellen me iets over de toestand van mijn grond. Ze beschermen kale plekken tegen uitdroging. En soms, als ik het laat staan, bloeit het onverwacht. En trekt het bijen aan. En maakt het iets moois zichtbaar dat ik eerder afkeurde.
Zo is het ook in mijn geestelijk leven. Niet alles wat ongewenst lijkt, is nutteloos. Soms gebruikt God zelfs het onkruid om mij te waarschuwen. Of te vormen. Of om me stil te zetten bij wat ik liever oversla. En soms laat Hij het bewust nog even staan, zoals in de gelijkenis:
“Laat het allebei samen opgroeien tot de oogst.” — Mattheüs 13:30
God wiedt met wijsheid. Hij weet wat ik niet zie. Hij kent het onderscheid tussen wat verdrukt en wat verdiept.
Dus buig ik opnieuw. Met mijn handen in de aarde, mijn hart open. Want misschien is het niet het onkruid zelf dat mij belemmert — maar wat ik er niet van wil leren.