Mollen die mollen – een les over wat onder de oppervlakte leeft
Soms loop ik nietsvermoedend mijn moestuin op en zie ik ineens dat de aarde opgetild is. Een hobbel, een heuveltje — hier is een mol aan het werk geweest. Eerst denk ik: ach, het zal wel meevallen. Maar als ik beter kijk, zie ik het spoor van een hele tunnelgang, kronkelend langs mijn plantjes. Wortels zijn ondergraven, jonge scheuten hangen slap. De schade is verricht, onzichtbaar voor het oog, totdat het te laat is.
Mollen doen hun werk in het verborgene. Ze komen zelden bovengronds, maar hun sporen zijn des te zichtbaarder: opgetilde aarde, ingestorte rijen, verdorde bladeren. En ik moet denken aan wat er in mijn eigen leven, of dat van anderen, ondergronds gaande kan zijn. Dingen die niemand ziet, maar die langzaam het geestelijke leven ondergraven.
Gedachten die we laten woekeren. Bitterheid die zich vastzet. Zorgen die knagen aan vertrouwen. Zonden die we verborgen houden, maar die intussen aan onze wortels vreten. Net als mollen kunnen deze dingen schade aanrichten in het verborgene, terwijl aan de oppervlakte alles nog redelijk groen lijkt.
Jezus zegt:
“Want er is niets verborgen dat niet geopenbaard zal worden, en er is niets geheim dat niet bekend zal worden en in de openbaarheid zal komen.”
— Lukas 8:17 (HSV)
De mol maakt zichtbaar wat er in de diepte leeft. En soms is dat nodig. Soms moet de grond worden opgetild, moet de tunnel opengebroken worden — zodat het licht erop valt, en genezing mogelijk wordt.
Op de moestuin probeer ik die mollen te weren — met draad, geur, geluid — maar in mijn hart weet ik: er is maar Eén die werkelijk tot de wortel kan doordringen. Die niet alleen de mol verjaagt, maar de schade herstelt. Zijn Woord is scherp, zegt Hebreeën 4, het dringt door tot in het diepst van ons wezen, het onderscheidt wat echt is en wat niet.
De mol – verstoring of verborgen genade?
Wie in een moestuin werkt, weet dat het geluid van opgetilde aarde vaak betekent dat een mol op bezoek is geweest. Zijn gangen zijn onzichtbaar, maar de gevolgen niet: jonge wortels hangen slap, zaailingen krijgen geen houvast meer, de grond is opgebroken.
Toch is de mol geen vijand van de natuur. Hij verlucht de bodem, graaft afwateringskanalen, eet larven van plaaginsecten en helpt zo – zonder het zelf te weten – aan de vruchtbaarheid van het land. Wat voor de tuinier op het eerste gezicht alleen maar overlast lijkt, blijkt bij nadere beschouwing een bijdrage te zijn aan het grotere geheel.
En ik vraag me af: hoeveel ‘mollen’ komen er in mijn leven voorbij? Dingen die mijn grond omwoelen. Die mijn zekerheden verstoren, mijn plannen doorkruisen, mijn zorgvuldig geplante schema’s overhoophalen.
Pijn. Verlies. Stilte. Verwarring.
Op het eerste gezicht lijkt het alsof die dingen alleen maar schade brengen. Alsof ze vruchtbedreigend zijn. Maar dan herinner ik me dat God ook de mol laat graven. Dat Hij, zoals Romeinen 8:28 zegt, “alle dingen doet meewerken ten goede” – zelfs de dingen die ik liever niet zou tegenkomen.
Misschien is de mol wel een beeld van wat God ondergronds doet in ons leven. Van Zijn werk dat wij niet zien, maar dat noodzakelijk is om onze geestelijke grond los te maken. Om ons te ontdoen van valse zekerheden. Om ons te zuiveren van schadelijke invloeden die diep onder het oppervlak leven.
Zoals Hosea zegt:
“Breek uw braakliggend land open, want het is tijd om de HEERE te zoeken.”
— Hosea 10:12 (HSV)
Soms moet de grond eerst worden opgebroken voordat er iets nieuws kan groeien. God graaft diep, maar altijd met een doel: herstel, reiniging, vrucht. En soms gebruikt Hij daarvoor onverwachte werktuigen — zelfs mollen.