Inhoud

Proloog

Deel 1
Hoofdstuk 1 Noach: kind van rust en troost
Hoofdstuk 2 De erfgenaam van de belofte
Hoofdstuk 3 De roep van God
Hoofdstuk 4 De grote opdracht
Hoofdstuk 5 Het Verbond
Hoofdstuk 6 Heilig Toevluchtsoord
Hoofdstuk 7 De laatste oproep en de vloed die komt
Hoofdstuk 8 Het water komt…
Hoofdstuk 9 Een nieuw begin
Hoofdstuk 10 De duif van hoop
Hoofdstuk 11 De aarde ontwaakt
Hoofdstuk 12 De geur van genade
Hoofdstuk 13 De zegen van een nieuw begin
Hoofdstuk 14 Reflectie

Deel 2
Hoofdstuk 15 Het zal zijn als in de dagen van Noach…
Hoofdstuk 16 Seculiere filosofieën en de verwerping van Gods Waarheid
Hoofdstuk 17 Technologische prestaties en wetenschappelijke ‘vooruitgang’
Hoofdstuk 18 Sociale plagen
Hoofdstuk 19 Seksuele immoraliteit
Hoofdstuk 20 Individualisme en egoïstische welvaart
Hoofdstuk 21 De afwijzing van Gods Woord
Hoofdstuk 22 Plotselinge paniek
Hoofdstuk 23 De Ark van veiligheid: Jezus onze Redder
Hoofdstuk 24 Reflectie

Proloog

Dit boek is geboren uit een zoektocht naar betekenis — een verlangen om het verhaal van onze tijd te verbinden met de eeuwige waarheden die in de Schrift verborgen liggen. Het is een reis die begint bij de oorsprong van het menselijk bestaan, bij het moment waarop God de aarde schiep en de mens zijn leven schonk. Door de eeuwen heen heeft de mens gezocht naar antwoorden op de diepste vragen van het bestaan: over het leven, het geloof, het lijden en de uiteindelijke bestemming van de mens. Dit verlangen om betekenis te vinden, is een zoektocht die we als mensheid blijven maken, door beproevingen, verlossing en hoop.

In deze zoektocht is het verhaal van Noach een centraal thema, een van de krachtigste vertellingen uit de Bijbel. Het verhaal van Noach is er een van oordeel en genade, van de kracht van Gods trouw en de ongekende vernieuwing die voortkomt uit Zijn belofte. Noach, een man die gehoorzaam was in een wereld die door zonden werd overspoeld, leidde niet alleen zijn eigen leven, maar was de sleutel tot de redding van de schepping zelf. Zijn verhaal is geen ver verleden, maar een tijdloze les die tot op de dag van vandaag resoneren.

Dit boek is opgedeeld in twee delen, die ieder op hun eigen manier het verhaal van Noach verder uitwerken en vertalen naar onze hedendaagse werkelijkheid. Elk deel biedt een diepere reflectie en onderzoekt de betekenis van Gods werk in de geschiedenis en in ons eigen leven.

Deel 1: Een verhaal van geloof en redding

In het eerste deel van dit boek duiken we dieper in de verhalen van Noach, van zijn gehoorzaamheid en het herstel van de schepping na de zondvloed. Het is een verhaal van geloof, van het vasthouden aan Gods belofte midden in een wereld die Hem afwees. In Genesis 5-9 zien we hoe Noach zijn leven volledig in vertrouwen op God wijdde, zelfs toen de wereld om hem heen vol chaos en zonden was. Dit deel biedt een reflectie op wat het betekent om te leven in geloof, zelfs wanneer alles om ons heen lijkt te vervallen. Hoe kunnen we, net als Noach, vasthouden aan de beloften van God, ook wanneer de wereld lijkt te veranderen of te verdwijnen?

Deel 2: De dagen van Noach

Het tweede deel van dit boek trekt parallellen tussen de tijd van Noach en onze eigen tijd, zoals Jezus dat deed in Mattheüs 24 en Lucas 17. Jezus zei dat Zijn komst zou zijn zoals in de dagen van Noach, en in dit deel onderzoeken we de overeenkomsten tussen toen en nu. Het tweede deel richt zich op de geestelijke, morele en technologische veranderingen die onze wereld beïnvloeden. Net als in Noachs tijd zien we vandaag de dag een afname van morele normen, het vervagen van het gezin als fundament van de samenleving, en de afwijzing van Gods normen. Dit deel vraagt ons om na te denken over de betekenis van de uitnodiging tot bekering die God ons geeft en over de vraag of wij, net als Noach, bereid zijn om in gehoorzaamheid te leven.

Elke lezer wordt uitgedaagd om in beide delen niet alleen Noach’s verhaal te onderzoeken, maar om het als een spiegel te gebruiken voor het eigen leven en de tijd waarin wij leven. Dit boek is een uitnodiging om te reflecteren op de onveranderlijke waarheden van God’s woord en de betekenis die deze voor ons hebben in een wereld die steeds verder lijkt af te dwalen. Net zoals de zonden van de oude wereld uiteindelijk plaatsmaakten voor herstel en nieuw leven, zo kunnen ook wij in onze tijd de uitnodiging voor vernieuwing en genade omarmen.

Moge dit boek, in zijn tweedelige structuur, niet alleen een bron van inzicht zijn, maar ook een ark van rust en reflectie in een wereld die vaak lijkt te zinken in chaos. Het verhaal van Noach is een verhaal van hoop — een herinnering dat zelfs in de donkerste tijden Gods beloften standhouden en er altijd ruimte is voor herstel.

Met zegen,
C. van der Vlist

Deel 1: Een verhaal van geloof en redding

De Bijbel is rijk aan verhalen die niet alleen historische gebeurtenissen beschrijven, maar ook diepe geestelijke waarheden bevatten. Eén van de meest aangrijpende verhalen is dat van Noach, een man die door zijn geloof en gehoorzaamheid aan God de wereld verliet zoals hij die kende, om een nieuw begin te maken. De wereld was in verval geraakt, en Noach, als een man die standvastig in zijn geloof bleef, werd door God gekozen om de aarde opnieuw tot leven te brengen.

In Genesis 5-9 wordt het verhaal van Noach verteld: van zijn geboorte tot de zondvloed en de redding van de schepping. Maar dit verhaal is veel meer dan een eenvoudige vertelling over de bouw van een ark of de redding van dieren. Het is een verhaal van geloof, van het vasthouden aan God’s belofte midden in een wereld die Hem afwees. Het is een verhaal van redding, waarin God Zijn genade toont, zelfs te midden van oordeel.

Hoewel de Bijbel ons de gebeurtenissen uit Noach's leven laat zien, is er meer te ontdekken. Het is niet alleen de geschiedenis van een oud volk; het is een levend verhaal dat ons vandaag nog kan inspireren en uitdagen. Hoe reageren wij als God ons oproept om te leven in geloof en gehoorzaamheid, zelfs wanneer de wereld om ons heen lijkt te vervallen? Wat betekent het voor ons om te vertrouwen op God’s plan, zelfs als dat plan niet altijd past in wat wij ons voorstellen?

Dit boek neemt de woorden van de Bijbel als uitgangspunt, maar voegt er een verhalende invulling aan toe. Het is een poging om de diepte van Noach's geloof en Gods redding niet alleen te begrijpen, maar ook te ervaren in de context van onze eigen tijd. Door ons te verdiepen in zijn verhaal, ontdekken we dat het niet alleen zijn verhaal is — het is ook ons verhaal.

Hoofdstuk 1: Noach: kind van rust en troost

Genesis 5:28-32: “Lamech leefde honderdtweeëntachtig jaar, en verwekte een zoon. En hij gaf hem de naam Noach, en zei: Deze zal ons troosten over ons werk en over het zwoegen van onze handen, vanwege de aardbodem, die door de HEERE vervloekt is. En Lamech leefde, nadat hij Noach verwekt had, vijfhonderdvijfennegentig jaar; en hij verwekte zonen en dochters. Al de dagen van Lamech waren zevenhonderdzevenenzeventig jaar; en hij stierf.”

De dagen van Adam lagen nog niet ver achter hen. De ouderen van het volk konden verhalen vertellen alsof ze er zelf bij geweest waren, hoe de hof gesloten werd, hoe de cherubs met vlammende zwaarden de toegang tot de hof bewaakten (Gen. 3:23-24). Dat moment was in hun herinneringen gegrift, als een onmiskenbare waarheid die hen voortdurend achtervolgde. De hof, waar de mens in harmonie met zijn Schepper had gewandeld, was voor hen een gemis dat niet vergeleken kon worden met wat de wereld nu was. De herinnering aan het verloren Eden was als een melodie, die zo vaak in hun gedachten voorbijvloog, maar niet langer echt gehoord werd. De hof was gesloten, en de gevolgen drukten hun stempel op de aarde. De aarde was veranderd, bedekt door dorens en distels, door het zwoegen en zuchten van de mensen, die in hun handen een zwaar werk hadden om de vloek die over de aarde lag te dragen (Gen. 3:17-19, Rom. 8:20-22) .

In die gebroken wereld werd Noach geboren. Zijn vader Lamech, een man die met de rimpels van verdriet in zijn gezicht de sporen van de gebrokenheid van de mensheid droeg, nam zijn pasgeboren zoon in zijn armen. De woorden die hij sprak waren gevuld met hoop, maar ook met een zekere bezorgdheid. “ Deze zal ons troosten over ons werk en over het zwoegen van onze handen, vanwege de aardbodem, die door de HEERE vervloekt is.” (Gen. 5:291).

De naam die Lamech aan zijn zoon gaf – Noach – was een naam die niet zomaar uit de lucht gegrepen was. Het was een gebed, een wens, een verlangen dat de wereld weer in rust zou komen. Noach, wat ‘rust’ of ‘troost’ betekende, was niet slechts een naam, maar een belofte. Het was een naam die als een echo door de generaties zou klinken, een naam die verwachting droeg, de vermoeidheid van de mens zou breken. De ogen van zijn moeder, die de pijn van de gebrokenheid van de wereld in haar eigen leven voelde, glansden in het halfdonker van de tent. In de wieg van haar kind zag ze misschien een glimp van Eden, een straal van licht die de duisternis om hen heen doorbrak.

De wereld waarin Noach opgroeide was verre van vredig. Het geslacht van Kaïn had steden gebouwd, enorme torens die de lucht in staken, hoog in de hemel, als een teken van de menselijke trots en ambitie. Maar de fundamenten van die steden lagen in bloed en geweld. Reuzen, mannen die hun kracht gebruikte voor eigen roem, bewogen zich over de aarde, en hun heerschappij was er één van geweld. (Gen. 4:17-24, Gen.6:1-4 )De wet was hun macht, en de stad was hun koninkrijk. Het lied van Lamech, de voorvader uit Kaïns lijn, weerklonk als een donkere echo door de aarde: “...Ik doodde een man om een wond, een jongen om een striem...” (Gen. 4:23-24) Wraak en trots waren het deuntje dat de aarde vulde. De mens had zijn weg naar zelfverlossing gezocht, maar was gevangen geraakt in zijn eigen trots.

Toch was er, tussen de schemerige chaos, ook een ander spoor. Het geslacht van Seth, de zoon die Adam kreeg in plaats van Abel, droeg een ander verhaal. Henoch, een verre voorvader van Noach, had met God gewandeld en was niet meer geweest, omdat God hem had weggenomen (Gen. 5:24, Hebr. 11:5) Dit verhaal werd doorgegeven als een geheim, een levend getuigenis dat het mogelijk was om te leven in hechte gemeenschap met God, zelfs in tijden van grote verwarring. Henoch’s reis met God was een lichtpunt, een verhaal dat door de generaties heen fluisterde, dat het mogelijk was om dicht bij God te leven, zelfs als de wereld om je heen verscheurde.

In dit spanningsveld groeide Noach op. Hij stond tussen de herinnering aan Eden en de gebroken wereld van zijn tijd. Tussen het beeld van Henoch, die in Gods nabijheid had gewandeld, en de machtige reuzen die hun eigen wetten volgden. Hij leerde al snel dat zijn naam een belofte én een last was. “Rust, kom binnen! Troost, kom eten!” klonk het vaak als de vrouwen in het dorp hem riepen. Die woorden, die zijn naam droegen, waren als een gebed, een roep om iets dat alleen hij misschien kon brengen. Soms voelde Noach de zwaarte van die woorden, een gewicht dat hem niet zomaar werd opgelegd, maar dat hij zelf als een taak accepteerde. Zijn naam was een blijvende herinnering aan wat er van hem verwacht werd – een roeping die hij niet zou ontlopen.

Toch waren er momenten, stille momenten in de avond als de zon onderging en de wereld in schemering werd gehuld, dat Noach omhoog keek naar de sterren en zich afvroeg of zijn naam misschien meer was dan een wens. Misschien was het geen eenvoudige oproep naar rust, maar een profetie die in hem verborgen lag – de belofte van een nieuw begin. De wereld om hem heen leek in de versnelling te komen, de stadsmuren rezen hoger, de handel bloeide, de smeden sloegen ijzer tot wapens, en muziek vulde de straten (Gen. 4:16-24) Het was een tijd van vooruitgang, maar ook van chaos en geweld. De geur van bloed hing als een dreigende wolk in de lucht, en de mensen zochten naar macht, roem en zelfverheffing. Ze gaven zich over aan hun verlangens, hun hart was gevuld met trots en zelfzucht, en zij zochten niet naar God (Gen. 6:5 , Gen. 6:11-13, Jak. 4:1-3 ).

De wereld waarin Noach zich bevond was als een storm die steeds harder raasde, en de mensen om hem heen gaven zich over aan hun eigen macht. Maar Noach liep een ander pad. Hij kende de verhalen van de oudsten, had de belofte van zijn naam gehoord, en diep in hem begon een stilte te groeien die sterker was dan het rumoer om hem heen. Het was een stilte die geen macht, geen stadsmuren, geen wapens konden verstoren. In deze stilte zou Noach leren wandelen – niet met de mensen, maar met God. Diep in zijn hart wist hij dat de rust die zijn naam beloofde, niet van deze wereld kwam. Het was een rust die hij niet in de drukte zou vinden, maar alleen in de stilte van zijn wandel met de Schepper (Gen. 6:9).

De weg die voor Noach lag, was niet de gemakkelijke weg van de massa. Het was de weg van een man die de roep van de Schepper had gehoord en die, zelfs te midden van de chaos, vastberaden was om in Zijn voetstappen te treden. Noach zou leren dat de kracht niet in macht ligt, maar in gehoorzaamheid aan de stem van God (Hebr. 11:7). Terwijl de wereld zich verder uitstrekte in haar zonden, zou Noach zich wenden tot de Schepper die hem de troost had beloofd. En in de stilte van zijn hart zou hij ontdekken dat de rust die zijn naam hem had beloofd, de kracht was om de storm te overwinnen.

 

1 Er is sprake van een woordspel tussen de naam Noach ‘rust’ en het Hebreeuwse woord voor ‘troosten’.

 

Hoofdstuk 2: De erfgenaam van de belofte

Genesis 5:31-32: "Al de dagen van Lamech waren zevenhonderdzevenenzeventig jaar; en hij stierf. Toen Noach vijfhonderd jaar oud was, verwekte Noach Sem, Cham en Jafeth."

De dagen van Lamech waren voorbij, en voor Noach voelde dit als het afsluiten van een tijdperk. Zijn vader had hem altijd herinnerd aan de belofte die in zijn naam lag – Noach, rust, troost – en nu was die stem stil. Toch bleef de herinnering als een zachte gloed in zijn hart branden. De wereld buiten was veranderd. De lijn van Kaïn had steden gesticht, maar hun fundamenten waren doordrenkt van geweld. De oudsten spraken soms nog over God, maar hun woorden verloren zich in het geroezemoes van hebzucht en trots. Het kwaad nam toe, en Noach voelde zich klein in deze wereld, maar ook geroepen tot iets groters (Gen. 6:11-12, 2 Petr. 2:5) .

De jaren gleden voorbij. Noach werkte het land, zorgde voor zijn gezin en vond stilte in de avond. Hij dacht vaak aan Henoch, die met God had gewandeld en door Hem was weggenomen. Henoch was een voorbeeld voor Noach van hoe een mens dicht bij God kon leven, zelfs in een verdorven wereld. In zijn hart groeide een stille overtuiging: het was mogelijk om trouw met God te wandelen, hoe eenzaam dat ook leek. Toen Noach vijfhonderd jaar oud was, werden zijn zonen geboren: Sem1, Cham2 en Jafeth3. Sem was kalm en bedachtzaam; Cham was vurig van energie; Jafeth was nieuwsgierig en ontvankelijk. Noach voelde zowel hoop als verantwoordelijkheid: deze kinderen moesten opgroeien in een wereld die steeds verder afdreef van God, en hij moest hen voorbereiden op wat komen zou.

Noach leerde zijn zonen over de Schepper, de hof van Eden, en de verloren verbondenheid van de mens. Hij vertelde hen over Adam, Abel, Henoch, en de trouw van God door de generaties heen. Zijn woorden werden soms met verwondering ontvangen, soms met ongeduld, maar altijd bleef de boodschap helder: God is betrouwbaar, ook als alles om hen heen dat niet lijkt. Het leven van Noach werd verder gevormd door de dagelijkse confrontatie met de zonde van de wereld. Hij zag het in de handelaren die elkaar bedrogen, in de mannen die dorpen plunderden, in hun hoogmoedige woorden en daden. Noach voelde de ernst van deze realiteit diep in zijn ziel. Zijn gebeden waren eenvoudig, maar intens, en hij vroeg God om leiding en bescherming.

Zijn geloof werd zichtbaar in zijn omgang met zijn kinderen. Noach nam hen mee naar de velden, wees naar de hemel en sprak over de Schepper. Soms vroegen ze hem naar de reuzen, naar de machtige steden, en de mannen die zich verheven boven anderen. Noach antwoordde geduldig: "De Schepper ziet alles, en Hij zal Zijn oordeel spreken op Zijn tijd."

In de nacht, wanneer de familie sliep, voelde Noach de roep van God in stilte. Hij wist dat zijn leven een voorbereiding was op een groter doel. Zijn naam, rust en troost, was meer dan een verwachting van zijn vader; het was een profetie van wat komen zou. De volgende ochtend stond Noach vroeg op, terwijl de nevel nog over de velden hing. Het was een vreemde stilte; de vogels leken terughoudend te zingen en de wind fluisterde koud langs de stammen van de oude bomen. Noach voelde een onrust die hij niet goed kon plaatsen. De aarde leek anders dan gisteren, alsof ze ademhaalde met een geheim dat zich nog niet volledig had geopenbaard. Hij liep naar de rivier en keek naar het water dat traag stroomde, glanzend in het ochtendlicht. Er was iets in de beweging, iets bijna dreigends, dat hem een beklemmend gevoel gaf. De wereld leek op het punt van een kantelpunt te staan.

Toen keek hij naar zijn kinderen. Sem stond stil, de handen in elkaar gevouwen, zijn blik vastbesloten maar vredig. Cham was opgewonden, gevoelig voor de spanning die hij voelde. Jafeth hurkte bij een steen, zijn ogen gericht op het glinsterende water. Noach voelde hun aanwezigheid als een anker, maar ook als een verantwoordelijkheid die zijn hart zwaar maakte.

Hij herinnerde zich de woorden van Lamech: “Deze zal ons troost geven over ons werk en de moeitevolle arbeid van onze handen.” De belofte die zijn vader in hem had gelegd, voelde plotseling urgenter, bijna tastbaar. Het was alsof het hem voorbereidde op een tijd die veel groter zou zijn dan hij zich ooit had voorgesteld.

De dagen gleden verder in het ritme van arbeid en zorg. Noach stond vroeg op, samen met zijn kinderen. Ze observeerden de dieren: een stel jonge herten die voorzichtig het bos uitkeken, vogels die in harmonie hun lied zongen. Sem luisterde aandachtig, Cham was meeslepend in zijn enthousiasme, en Jafeth was gefascineerd door de glinstering van de rivier. Noach glimlachte bij hun verschillen, maar voelde een gewicht op zijn hart. Elk van hen droeg een vonk van zijn eigen karakter, en hij wist dat hij hen moest leiden met wijsheid, voorbeeld en liefde.

Hij leerde hen niet alleen over de natuur, maar ook over het leven zelf. “Als je hart opent en voedt met goedheid, zal het vrucht dragen,” zei hij. “Als je het sluit en vervult met kwaad, zal het verwelken.” ‘s Avonds, bij het vuur, vertelde Noach verhalen over hun voorvaderen, over de trouw van God door de generaties heen (Deut. 6:6-7, Ps. 78:4, Ps. 145:4). Sem stelde vragen, Cham onderbrak met spottende commentaren, en Jafeth leunde dichter bij het vuur, zijn ogen glinsterend van nieuwsgierigheid. Noach voelde trots. Zijn kinderen leerden door te zien, te luisteren, te voelen en te ervaren.

Toch voelde hij soms angst. De aarde zuchtte onder de zonde van de mensen. Maar telkens, in de stilte van de nacht, voelde hij de geruststellende aanwezigheid van God: een zekerheid dat Hij hem niet zou loslaten, dat Zijn plan zich ontvouwde, en dat de rust die zijn naam belichaamde, werkelijkheid zou worden.

Op een dag, terwijl ze samen werkten, keek Noach naar zijn kinderen. Hij zag hun energie, nieuwsgierigheid en strijdlust. Ze waren uniek, maar ook kwetsbaar. Hij besefte dat hij hen niet alles kon beheersen, maar dat hij hen kon leren luisteren naar God, naar hun hart en naar elkaar. Dat vertrouwen, die gehoorzaamheid, zou hen dragen door de tijden die zouden komen.

En zo leefde Noach verder: werkend, lerend, liefhebbend en voorbereidend. Zijn leven was een weefsel van rust en zorg, van geloof en wijsheid, van verhalen en stilte. Hij wist dat er donkere dagen op komst waren, maar dat hij een instrument van redding was, niet door macht of dwang, maar door trouw, geduld en gehoorzaamheid. Zijn gezin groeide op met verhalen, arbeid en gebed, gevormd tot iets sterker dan de tijd en groter dan de wereld zelf.

Noach voelde diep in zijn hart dat wat komen zou, een deel van Gods plan was. En hij wist dat, zolang hij wandelde in rust en gehoorzaamheid, zijn kinderen en hijzelf gedragen zouden worden door een kracht die alles overstijgt – een kracht die zelfs de stormen van de aarde zou overleven.

 

1 Betekenis: De naam Sem kan ook worden geïnterpreteerd als "de naam" of "beroep". In de Bijbel is Sem de voorvader van de Semitische volken, waaronder de Hebreeën, Arabieren en andere volken van het Midden-Oosten. Zijn naam zou dan kunnen verwijzen naar een blijvende erfenis of roem, aangezien de nakomelingen van Sem een belangrijke plaats innemen in de Bijbel, vooral de Israëlieten. Genesis 10:21 beschrijft Sem als de voorvader van alle nakomelingen van Eber (waaruit de Hebreeën voortkwamen).

2 Betekenis: "Warm", "heet", of "heetheid". De naam Cham wordt vaak geassocieerd met de Afrikaanse volken. Hij is de vader van onder andere Kanaän, de stamvader van de Kanaänieten. In sommige oude vertalingen wordt hij zelfs genoemd als de vader van de volken die naar het zuiden (Afrika) trokken. Cham kan mogelijk ook "de zwarte" betekenen, wat verwezen kan worden naar de donkere huidskleur van zijn nakomelingen. Bijbelreferentie: In Genesis 9:25 vervloekt Noach Cham's zoon Kanaän na de ongepaste handelingen van Cham met zijn vader. Cham wordt vaak geassocieerd met een afstammeling die het woeste en onbeheerste uitdrukt.

3 Betekenis: "Uitbreiden", "vergroten", of "pracht". Jafet wordt vaak geassocieerd met de volken die zich in het westen en noorden vestigden, waaronder de Grieken en andere Europese volken. Zijn naam kan betekenen dat zijn nakomelingen zich zouden uitbreiden of vermenigvuldigen in vele landen. Jafet wordt vaak beschouwd als de voorvader van de Europese volken. Bijbelreferentie: In Genesis 10:2-5 wordt Jafet de stamvader van verschillende volken, waaronder de Meden, Grieken, Scythen, en vele andere volkeren van Europa en Azië.

 

Hoofdstuk 3: De roep van God

Genesis 6:1: “En het gebeurde, toen de mensen zich op de aardbodem begonnen te vermenigvuldigen en er dochters bij hen geboren werden, dat Gods zonen de dochters van de mensen zagen dat zij mooi waren, en zij namen zich vrouwen uit allen die zij uitgekozen hadden. Toen zei de HEERE: Mijn Geest zal niet voor eeuwig met de mens twisten, omdat ook hij vlees is, maar zijn dagen zullen honderdtwintig jaar zijn. In die dagen, en ook daarna, waren er reuzen op de aarde, toen Gods zonen bij de dochters van de mensen waren gekomen en die kinderen voor hen baarden; dit zijn de geweldenaars van oude tijden af, mannen van naam. En de HEERE zag dat de slechtheid van de mens op de aarde groot was, en dat al de gedachtespinsels van zijn hart elke dag alleen maar slecht waren. Toen kreeg de HEERE er berouw over dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, en het bedroefde Hem in Zijn hart. En de HEERE zei: Ik zal de mens, die Ik geschapen heb, van de aardbodem verdelgen, van de mens tot het vee, tot de kruipende dieren en tot de vogels in de lucht toe, want Ik heb er berouw over dat Ik hen gemaakt heb. Maar Noach vond genade in de ogen van de HEERE."

 

De dagen gingen verder, en de dood van zijn vader Lamech voelde voor Noach als het afsluiten van een tijdperk. Zijn vader had hem altijd herinnerd aan de belofte die in zijn naam lag — "Noach, rust, troost" — en nu was die stem stil geworden. Toch bleef de herinnering aan die woorden als een zachte gloed in zijn hart branden. De wereld om hem heen was veranderd. De mensen vermenigvuldigden zich op de aarde, dochters werden geboren, en hun ogen waren gericht op alles wat hen van God afleidde.

Noach keek naar de wereld buiten zijn tent, waar de zonen van God1 zich de dochters van de mensen tot vrouwen kozen (Gen. 6:2). De zonden namen toe, en hij voelde de pijn van de aarde onder de last van de onrust die haar vulde. De reuzen, de geweldenaars, de mannen van naam2 — zij waren de machtigen van de aarde, maar hun grootheid was niet van God. Ze streden en eisten macht, maar waren in werkelijkheid gebonden aan hun eigen trots en zonden. Het kwaad had de aarde overspoeld, en Noach voelde de wereld om hem heen steeds verder afdrijven van de vrede die God ooit had bedoeld.

In zijn hart groeide de bezorgdheid, want de zonden van de mens waren groot. De gedachten van de mensen waren altijd slecht, elke dag weer. Noach voelde het verdriet van de Heere over de schepping die Hij had gemaakt. Toen sprak de HEERE, en Zijn woorden raakten het hart van Noach als een diepte van verdriet: "En de HEERE zei: Mijn Geest zal niet voor eeuwig met de mens twisten, omdat ook hij vlees is;..." (Gen 6:3) De tijd van genade was niet oneindig, en de mensen zouden de gevolgen van hun eigen keuzes dragen. "Zijn dagen zullen honderdtwintig jaar zijn," zei God, en de aarde zou haar oordeel kennen.

Noach zag de wereld die om hem heen verviel, de mensen die zichzelf verhieven boven de wil van God (Gen. 6:11-12). Het leek wel alsof de aarde zich vulde met zonden, elke hoek van de aarde vervuld van geweld, hebzucht en trots. Maar te midden van al het kwaad voelde Noach een roep, een diep gevoel dat hij deel uitmaakte van een groter plan. God had hem niet vergeten. Er was genade voor Noach en zijn gezin, de man die had gewandeld met God, die had gezocht naar Zijn weg (Gen. 6:8 -9, Hebr. 11:7).

En de HEERE sprak verder, Zijn berouw over de schepping die Hij had gemaakt was duidelijk: "Ik zal de mens, die Ik geschapen heb, van de aardbodem verdelgen, zowel de mens als het vee, de kruipende dieren en de vogels van de hemel, want het berouwt Mij dat Ik ze gemaakt heb." (Gen. 6:7) De zonden van de mens waren zo groot geworden dat de aarde zelf zich moest reinigen van haar onrecht. De dieren, de mens, de vogels — alles zou moeten wijken voor het oordeel van God. Maar in het midden van dit alles vond Noach genade in de ogen van de HEERE. Noach had de gunst van God gevonden, hoewel de wereld om hem heen in verval verkeerde. De Heere had hem niet verlaten, en het was zijn taak om te blijven staan in gehoorzaamheid, te bouwen en te wachten op de redding die zou komen.

Noach begreep dat zijn naam, "rust, troost," geen ‘toevallige’ naam was. Het was een belofte van God voor de tijd die komen zou, een tijd van oordeel, maar ook van verlossing. Terwijl de wereld steeds verder afgleed in zonde, bleef Noach standvastig in zijn vertrouwen op de Schepper. Hij had de opdracht gekregen om te bouwen, om een weg van redding te bereiden voor de toekomst. God had hem gekozen als instrument van redding, en Noach wist dat hij moest blijven wandelen met God, ongeacht hoe de wereld om hem heen zou veranderen.

De zonden van de mens waren groot, maar Gods genade was groter. En terwijl de aarde zich voldeed met haar schuld, bleef Noach luisteren naar de stem van God, wetende dat alles wat zou komen, deel was van een groter plan. God had zijn hart voorbereid, en hoewel de tijd van oordeel aanbrak, was er voor Noach altijd een belofte van rust en troost. In die belofte zou de redding beginnen, niet door macht, maar door gehoorzaamheid en trouw aan de Schepper.


Voetnoten

1Veel oude Joodse en christelijke tradities, zoals die van de Boek van Henoch, interpreteren de "zonen van God" als gevallen engelen die met de menselijke vrouwen trouwen. Dit zou verklaren waarom de kinderen van deze verbindingen als "reuzen" of "giganten" (Nephilim) werden beschreven in Genesis 6:4. Deze interpretatie is gebaseerd op teksten zoals Judas 1:6, waar gesproken wordt over engelen die hun plaats niet in de hemelen behouden. "En de engelen die hun heerschappij niet bewaarden, maar hun eigen woning verlieten, heeft Hij in eeuwige ketenen onder de duisternis bewaard voor het oordeel van de grote dag."

2Een andere uitleg is dat de "zonen van God" koningen of heersers waren, en de "dochters van de mensen" waren gewone vrouwen. Deze theorie suggereert dat de heersers uit die tijd vrouwen uit hun eigen volk of uit andere stammen "namen" (trouwden met), wat zou kunnen leiden tot een vernietiging van de sociale en morele structuur van de samenleving.

 

Hoofdstuk 4: De grote opdracht

Genesis 6:14-16: “Maak voor uzelf een ark van goferhout. In vakken ingedeeld moet u deze ark maken en hem vanbinnen en vanbuiten met pek bestrijken. Zo moet u hem maken: driehonderd el moet de lengte van de ark zijn, vijftig el zijn breedte en dertig el zijn hoogte. U moet een lichtopening in de ark maken, en de ark afwerken tot op een el van boven; en de deur van de ark moet u aan de zijkant plaatsen. U moet er een onderste, een tweede en een derde verdieping in maken.”

Noach voelde de stilte in zijn hart als een adem van God Zelf. Te midden van de chaos en het geweld van de wereld om hem heen, had hij genade1 gevonden. Deze genade was geen geruststelling van gemak, geen belofte van een eenvoudig leven, maar een oproep, zwaar en heilig, om te wandelen in trouw en gehoorzaamheid. Zijn hart bonkte bij de gedachte dat hij was uitgekozen, dat hij het instrument van Gods redding zou zijn.

Toch werd zijn vreugde onmiddellijk overschaduwd door de ernst van de boodschap die hij voelde. De woorden van God waren concreet en precies: “Maak voor uzelf een ark van goferhout. In vakken ingedeeld moet u deze ark maken en hem vanbinnen en vanbuiten met pek bestrijken.” (Gen.6:14)

De opdracht van God was duidelijk, maar in de diepten van Noachs ziel voelde het als een mysterie. Terwijl hij met de hamer in zijn hand het goferhout bekeek, vroeg hij zich af waarom dit specifieke hout gekozen was. Wat was het, dit goferhout? Waarom was het de enige houtsoort die God had aangewezen voor de ark? Hij voelde zijn vingers de nerven van het hout volgen, als het ware tastend naar het geheim dat het hout in zich droeg. Het was een gedachte die hem al sinds de opdracht bezighield. Dit was geen gewone houtsoort; dit was het materiaal dat God zelf had uitgekozen, een hout dat apart gezet was voor dit heilige doel.

Terwijl Noach zijn handen liet rusten op het ruwe hout dat hij verzameld had, voelde hij een heilige huiver door zich heen gaan. God had niet zomaar een opdracht gegeven – Hij had gesproken over goferhout. Een houtsoort waarvan Noach nog nooit gehoord had, een materiaal dat nergens anders werd genoemd. Hij proefde het geheim van die aanwijzing: dit hout was niet willekeurig, het was apart gezet, uitgekozen door de Schepper Zelf. Het voelde alsof dit hout niet alleen diende om planken en balken te vormen, maar alsof het een huisvesting werd, een plaats waar God Zelf Zijn redding wilde laten wonen2. En hij bedacht: dit is meer dan een boomstam. Dit is een vat van verlossing, een heilige omhulling voor leven, bewaard te midden van dood en oordeel.

Terwijl hij de afmetingen van de ark verder tot leven bracht, viel zijn blik op de gedetailleerde instructie die God hem had gegeven: "Maak voor uzelf een ark van goferhout. In vakken ingedeeld moet u deze ark maken en hem vanbinnen en vanbuiten met pek bestrijken." (Gen. 6:14) Het Hebreeuwse woord dat hier met ‘vakken’ is verdeeld wordt op alle ander plaatsen in de Schrift vertaald met een ‘nest’, een (vogel)nest3. Deze gedachte liet Noach niet los.

Een nest was niet zomaar een plek; het was een toevluchtsoord, een plaats van bescherming en rust. Voor de vogels was het hun huis, de plek waar ze hun eieren legden en hun jongen groot brachten. Voor de dieren in de ark zou het nest een veilige, beschermde ruimte worden waar ze zich konden terugtrekken en zich konden verzamelen.

Noach vroeg zich af waarom God deze specifieke instructie had gegeven. Waarom zou de ark in nesten verdeeld moeten worden? Wat zou dit voor hen betekenen, voor hemzelf, voor zijn gezin? Was dit niet veel meer dan een praktische indeling om de dieren te huisvesten? Langzaam begon hij te begrijpen dat deze nesten een symboliek droegen die verder ging dan de fysieke werkelijkheid.

Nesten, dacht Noach, zijn plekken van zorg. Het was waar de dieren veilig zouden kunnen opgroeien, en het was waar de oudere dieren bescherming zouden vinden. In Gods oog was dit niet zomaar een ark van hout, maar een plaats van bescherming en gemeenschap, waar de schepping in haar meest kwetsbare vorm bewaard zou blijven.

De nesten zouden meer zijn dan alleen opslagruimten of hokken voor dieren. Ze zouden plaatsen van verbondenheid zijn, waarin de schepping van God, ondanks de vernietiging die buiten de ark plaatsvond, in harmonie zou kunnen blijven. Noach dacht aan zijn eigen gezin, dat naast de dieren in de ark zou moeten wonen. Ieder had een plek in het huis van God4. De ark zou een plaats zijn van veiligheid, maar ook van zorg en ondersteuning.

In deze nesten zouden de dieren elkaar niet in de weg staan. Er zou ruimte zijn voor elk dier om te rusten, ruimte voor elke soort om zijn plek te vinden en te leven volgens de wet die God voor hen had vastgesteld. Geen dier zou in de chaos van de zondvloed verloren gaan. Evenzo zou Noach en zijn gezin, wanneer zij in de ark van Zijn bescherming vertoefden, niet verloren gaan in de wereldse vloed die hen omringden.5

Noach kon niet anders dan denken aan de diepere betekenis van deze nesten. In de tijden van oordeel zou er ruimte zijn voor alles wat leeft, maar die ruimte zou niet chaotisch zijn. Het zou een gestructureerde ruimte zijn, gevuld met zorg, liefde en bescherming. Net zoals de ark in nesten was verdeeld, zo bedacht Noach, is Gods plan verdeeld in verschillende gemeenschappen, waarin elk lid een specifieke rol en een beschermde ruimte heeft.

In die momenten van bezinning over de nesten, besefte Noach dat dit ook een oproep was voor zijn eigen geloof. De ark zou niet alleen een fysieke redding zijn, maar ook een geestelijke redding. De nesten zouden een afspiegeling zijn van de gemeenschap van gelovigen in de tijd van oordeel. Zoals Noach en zijn familie in de ark samen zouden wonen, zouden de gelovigen in de gemeenschap samen worden bewaard in tijden van oordeel en onheil.

Bij elke nieuwe plank die hij in de ark sloeg, voelde Noach het gewicht van de verantwoordelijkheid die hij droeg, maar ook de bevestiging van Gods genade. Het nest was de veilige plek die hij niet alleen bouwde voor de dieren, maar ook voor de mensen die hij liefhad. Het was een ruimte die hen zou beschermen tegen de stormen van de zondvloed, maar ook tegen de stormen van de wereld, tegen de beproevingen van het leven die hen zouden treffen.

En toen kwam daar het bevel om het schip te bedekken met pek. (Gen.6:14) Het Hebreeuwse woord dat hier voor ‘pek’ gebruikt wordt is kopher. Noach hoorde het woord en proefde de klank in zijn hart. Kopher betekende niet alleen bescherming tegen water, niet alleen een laag die het hout zou afsluiten voor de vloed.

Nee, het klonk als een losgeld, de prijs van een leven.6 Terwijl hij de pek verwarmde en met zijn handen tussen de naden smeerde, voelde hij iets mysterieus: dit was een verzegeling, een bedekking die verder ging dan het zichtbare.

Noach stond daar, in de stilte van de ochtend, terwijl de geur van dennenbomen de lucht vulde en de hars langzaam uit de bomen drupte. De woorden die Jahweh tot hem gesproken had, bleven resoneren in zijn hart. "Bedek de ark van binnen en van buiten met pek," had God gezegd. Deze simpele, maar diepe instructie bracht een gevoel van eerbied over Noach, een besef dat God iets diepers bedoelde dan alleen de fysieke bescherming tegen de komende zondvloed.

Toen hij de pek zag, de vloeibare hars die de bomen voortbrachten, begreep hij dat dit meer was dan alleen een bouwmateriaal. Het had de kleur van bloed — bordeauxrood, zoals het bloed dat in het offer gebracht moest worden om de zonden van het volk te bedekken. Noach begreep dat het niet zomaar een substantie was die de ark beschermde tegen het water, maar dat dit alles deel uitmaakte van een groter plan, een goddelijke symbool van de verlossing die zou komen.

Toen Noach de ark begon te bedekken, van binnen en van buiten, voelde hij dat hij niet alleen de buitenkant beschermde tegen de elementen van de natuur, maar ook dat God hem toevertrouwde met een levend getuigenis van Zijn genade. De pek werd voor hem een teken van Gods voorzienigheid en bescherming, een herinnering aan het bloed dat uiteindelijk voor zijn zonden zou stromen — het bloed van de Messias, het losgeld dat de mensheid zou bevrijden.

Elke beweging van Noach, terwijl hij de ark zorgvuldig bedekte, leek hem dichter bij het hart van Gods plan te brengen. De ark, deze veilige haven, zou een symbool worden van de redding van de rechtvaardigen. Net zoals de pek de ark zou beschermen tegen de stormen van de zondvloed, zo zou de genade van God hen beschermen tegen het oordeel van hun zonden. Terwijl hij de pek op het hout aanbracht, voelde Noach dat hij niet alleen bezig was met het bouwen van een schip, maar met het bouwen van een tijdelijke toevlucht voor wat komen zou. Het was als een fysieke manifestatie van de bescherming die de genade van God zou bieden tegen het oordeel.

De gedachte dat het bloed van een offer het volk zou verlossen, kwam sterk naar voren in zijn gedachten. "Deze ark," dacht Noach, "is een beeld dat nog moet komen. Het beschermt, het verzoent, het bedekt." Elke laag pek bracht hem dichter bij het besef dat de ark niet alleen een toevlucht was voor de dieren en zijn gezin, maar een type van de ultieme redding die de Schepper voor de hele mensheid had beoogd. Het was als de bloedbedekking die de zonden van de gelovigen zou bedekken, die hun zonden zou vergeven en hen zou bewaren in tijden van oordeel.

Het was alsof elke laag pek een gebed was, een belijdenis dat alleen Gods genade beschermt. Dat de ark niet alleen door hout en pek stand zou houden, maar door de macht van Degene die het oordeel zou laten neerdalen én de redding zou schenken.

Soms stond Noach stil, met het pek nog druipend van zijn handen, en keek omhoog. Hij dacht aan de broosheid van de mens, aan zijn eigen kleinheid, en de woorden die in zijn binnenste klonken: “Wat is de mens, dat U aan hem denkt, of de mensenzoon, dat U naar hem omziet?”(Ps. 8:4). In die momenten voelde hij zich opgenomen in een geheim dat groter was dan hijzelf. Het hout, het pek, de ark – het waren niet slechts middelen om te overleven. Het waren tekenen van genade, tekenen van een God die Zijn schepping niet voorgoed wilde prijsgeven.

Toen Noach de instructie ontving om een lichtopening in de ark te maken, bleef hij stilstaan bij dit bijzondere detail. God had hem nauwkeurig de afmetingen voor de ark gegeven: driehonderd el lang, vijftig el breed, dertig el hoog. De nesten waren ingedeeld, de deur zou aan de zijkant komen, maar dan klonk daar dat ene, onverwachte bevel: “U moet een lichtopening in de ark maken, en de ark afwerken tot op een el van boven; en de deur van de ark moet u aan de zijkant plaatsen. U moet er een onderste, een tweede en een derde verdieping in maken.” (Gen.6:16)

Het gebruikte woord raakte hem diep. In het Hebreeuws voor ‘lichtopening' hoorde hij het Hebreeuwse woord ‘zohar’ – een woord dat men dat letterlijk “middag, middag” aanduidt. Het was alsof de Schepper hem opriep niet slechts een gat voor licht te maken, maar een opening die het helderste moment van de dag symboliseerde. Het was het beeld van de zon die hoog aan de hemel staat, het uur waarop geen schaduw meer overheerst en het licht alles doordringt.

Noach voelde hoe dit bevel méér inhield dan alleen praktisch nut. De lichtopening zou voor hem en zijn gezin niet alleen het fysieke licht binnenlaten, maar ook een teken zijn van het Goddelijke licht dat zelfs in het midden van oordeel en duisternis zichtbaar zou blijven. Hij dacht aan de woorden die later zouden klinken in de psalmen: *“Hij zal uw gerechtigheid doen opkomen als de dageraad, uw recht als de middag”. (Ps. 37:6). Het was alsof de Schepper Zelf hem verzekerde dat zijn gehoorzaamheid niet verborgen zou blijven. Zoals de middagzon onmiskenbaar zichtbaar is aan de hemel, zo zou Gods verlossing voor allen te zien zijn.

Maar hoe kon dit licht schijnen in een wereld die zo verduisterd was door geweld en verdorvenheid? Noach keek rond en zag de kilte van de samenleving om zich heen: bedrog, machtsmisbruik, onrecht en bloedvergieten. Het leek alsof de nacht zich had vastgezet in de harten van de mensen. Toch was daar dat ene woord: zohar.

Noach herkende zich in de woorden die Job later zou ontvangen: “Helderder dan de middagzon zal je leven opgaan; wat donker is, zal als de morgen zijn.” (Job 11:17) Zelfs al zou hij maandenlang opgesloten zitten in een ark, omringd door de vloed, de lichtopening zou hem eraan herinneren dat Gods heil helderder is dan alle duisternis.

Het was een ontroerende gedachte: boven de ark, boven al het hout en pek, boven de nesten en verdiepingen, zou een opening zijn die voortdurend het licht van boven binnenliet. Een opening die hem herinnerde aan de hemel, aan de God die dit alles had bevolen. Daar waar mensen hun deuren sloten uit angst voor geweld, had de Schepper juist een opening bevolen – een venster naar Zijn licht, Zijn aanwezigheid, Zijn redding.

Voor Noach werd dit venster een beeld van hoop. Het zou de plaats worden waar hij tijdens de zondvloed omhoog kon kijken, waar hij zich eraan kon herinneren dat de Schepper niet vergeten was wat Hij had beloofd. Het licht dat door die opening viel, zou hem vertellen dat het oordeel niet het laatste woord had. Zelfs al vielen de wateren als een muur rondom hen neer, zelfs al zou de aarde ondergaan, er bleef altijd een straal van de middagzon, een schittering van Goddelijke verlossing.

Elke hamerklop, elke balk die op zijn plaats werd gelegd, elke kier die hij zorgvuldig afsloot, werd als het ware een daad van geloof. Het was alsof de ark niet alleen groeide op het droge land, maar ook in zijn hart. Een huis voor zijn gezin, een toevlucht voor de dieren, maar bovenal een symbool van de Schepper die verzoent en redt. Zo werd de ark, bedekt met pek, een tastbaar teken dat oordeel niet het laatste woord zou hebben, maar dat verzoening uit zou lopen op vreugde.

Zijn kinderen hielpen, althans waar ze konden. Sem luisterde aandachtig naar de instructies, Cham probeerde enthousiast te volgen maar werd vaak afgeleid, en Jafeth keek met grote ogen naar de wonderlijke constructie die langzaam vorm kreeg. Noach zag hun nieuwsgierigheid en hun twijfel, en hij besefte dat dit niet alleen een redding voor de aarde was, maar ook een les van geloof, gehoorzaamheid en volharding voor zijn gezin.

De ark groeide, plank voor plank, laag voor laag. Noach werkte in stilte, biddend en wetend dat elk stuk hout, elke laag pek, deel uitmaakte van Gods plan. Soms keek hij op naar de hemel en voelde een mengeling van angst en zekerheid. De wereld was verloren, maar er was een haven van leven in zijn handen.

En zo stond hij bij het einde van de dag, zijn gezicht rood van de pek en zijn handen vermoeid, maar zijn hart opgelicht. Hij wist dat de genade die hem gegeven was niet alleen hem en zijn gezin redde, maar ook een kans bood voor alles wat goed en trouw was. De ark zou een baken zijn van hoop te midden van vernietiging, een symbool van verlossing en redding door Gods genade.


Voetnoten

1 Het Hebreeuwse woord voor ‘genade’ is ‘chen’, wat genade of onverdiende gunst impliceert. Noachs gunst is niet te danken aan zijn eigen verdienste, maar aan Gods genade. Genade is dat je krijgt wat je niet verdient. Maar het is ook andersom: je krijgt niet wat je wel verdient. Genade is onverdiende gunst. We kunnen er niets aan toedoen of afdoen. Het is alleen het werk van God ten behoeve van ons en dat is ook meteen de moeilijkheid. Wij zijn van God afhankelijk, we kunnen het zelf niet. Terwijl wij menen zoveel te kunnen doen in eigen kracht. De mens is tot veel in staat en er is in deze wereld zo veel mogelijk gemaakt door de mens, dat hij denkt dat hij God niet nodig heeft. Maar bij genade hoeven wij niets te doen. Nooit is er sprake van enig werk dat wij zouden moeten doen. Blijf rustig zitten en geniet van alles wat je ontvangt. Het gevolg is trouwens dat je in de rust die je hebt ontvangen, actief zult worden om de blijdschap en het getuigenis van God uit te dragen, ieder op zijn eigen wijze. Dat is wat genade tot stand brengt.

2 Het Hebreeuwse woord gopher komt maar een keer voor en dus alleen in Genesis 6:14. en betekend waarschijnlijk volgens Strong ‘huisvesten’. Hou dit even vast. Omdat het goferhout maar een keer in de hele bijbel wordt genoemd het het specifieke hout dat God nodig had voor de bouw van Noachs ark. Dat het goferhout slecht een maal in de bijbel wordt genoemd daarvan zeggen de uitleggers dat de term een gevoel van heiligheid met zich mee draagt. Het is een door God aangewezen materiaal, apart gezet voor een verlossend vat (de ark) dat het overblijfsel van de mensheid en de geschapen orde tijdens de zondvloed bewaarde.

Met andere woorden: De Heere God heeft de ark bestaande uit Goferhout als materiaal gekozen, als een verlossend middel, dus als huisvesting voor hemzelf om in Hem te wonen.

3Zie bijvoorbeeld Deut. 22:6,, Job 39:27, Ps. 84:3 etc.

4Johannes 14:2 In het huis van Mijn Vader zijn veel woningen; als dat niet zo was, zou Ik het u gezegd hebben. Ik ga heen om een plaats voor u gereed te maken. En als Ik heengegaan ben en plaats voor u gereedgemaakt heb, kom Ik terug en zal u tot Mij nemen, opdat ook u zult zijn waar Ik ben.

5De ark is niet alleen een fysieke bescherming tegen de vloed, maar het is ook een symbool van redding door Gods genade. In 1 Petrus 3:20-21 wordt het werk van de ark vergeleken met de redding die in Christus wordt gevonden, waarbij de zondvloed wordt gezien als een voorafschaduwing van de doop die de gelovige redt door de opstanding van Jezus Christus. Hier zien we de parallellen tussen de redding van Noach en zijn gezin in de ark en de redding die de gelovige ontvangt door het werk van Christus. De ark was een plaats van redding in het verleden, en voor ons is Jezus Christus de ultieme Ark van redding die ons beschermt van de komende oordelen.

6Het Hebreeuwse woord kopher betekent ‘losgeld’, ‘boetedoening’, of ‘verzoening’. Het komt van de wortel kâfar, wat .’bedekken’, ‘verzoenen’, of ‘bedekken met een deksel’ betekent. Dit woord wordt vaak gebruikt in de context van verzoening of het betalen van een prijs voor de bevrijding van iets of iemand. Jezus is ook de Losser die de verzoening brengt tussen God en de mensheid. Door Zijn offer aan het kruis heeft Hij de rechtvaardigheid van God vervuld en een weg geopend voor de mens om met God verzoend te worden. Dit verlossingswerk wordt vaak in verband gebracht met het idee van het betalen van een losgeld (in het Grieks lutron) voor de zonden van de mensheid. Matteüs 20:28: "De Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en Zijn leven te geven als losgeld voor velen." Zie ook Luk. 1:68, 1 Petrus 1:18-19, Efe, 1:7, Kol. 1:14.
Kopher blijkt de prijs van een leven te zijn, met andere woorden het losgeld. Kopher, deze pek wordt als hars verkregen van de dennenboom. In feite heeft de dennenhars die gebruikt wordt voor pek een bordeauxrode tint, zoals bloed.

7.Het Hebreeuwse woord voor ‘genade’ is ‘chen’, wat genade of onverdiende gunst impliceert. Noachs gunst is niet te danken aan zijn eigen verdienste, maar aan Gods genade. Genade is dat je krijgt wat je niet verdient. Maar het is ook andersom: je krijgt niet wat je wel verdient. Genade is onverdiende gunst. We kunnen er niets aan toedoen of afdoen. Het is alleen het werk van God ten behoeve van ons en dat is ook meteen de moeilijkheid. Wij zijn van God afhankelijk, we kunnen het zelf niet. Terwijl wij menen zoveel te kunnen doen in eigen kracht. De mens is tot veel in staat en er is in deze wereld zo veel mogelijk gemaakt door de mens, dat hij denkt dat hij God niet nodig heeft. Maar bij genade hoeven wij niets te doen. Nooit is er sprake van enig werk dat wij zouden moeten doen. Blijf rustig zitten en geniet van alles wat je ontvangt. Het gevolg is trouwens dat je in de rust die je hebt ontvangen, actief zult worden om de blijdschap en het getuigenis van God uit te dragen, ieder op zijn eigen wijze. Dat is wat genade tot stand brengt.


8.
Het Hebreeuwse woord 'gopher' komt maar een keer voor en dus alleen in Genesis 6:14. en betekend waarschijnlijk volgens Strong ‘huisvesten’. Hou dit even vast. Omdat het goferhout maar een keer in de hele bijbel wordt genoemd het het specifieke hout dat God nodig had voor de bouw van Noachs ark. Dat het goferhout slecht een maal in de bijbel wordt genoemd daarvan zeggen de uitleggers dat de term een gevoel van heiligheid met zich mee draagt. Het is een door God aangewezen materiaal, apart gezet voor een verlossend vat (de ark) dat het overblijfsel van de mensheid en de geschapen orde tijdens de zondvloed bewaarde.

Met andere woorden: De Heere God heeft de ark bestaande uit Goferhout als materiaal gekozen, als een verlossend middel, dus als huisvesting voor hemzelf om in Hem te wonen.

9.Zie bijvoorbeeld Deut. 22:6,, Job 39:27, Ps. 84:3 etc.

10.
Johannes 14:2 In het huis van Mijn Vader zijn veel woningen; als dat niet zo was, zou Ik het u gezegd hebben. Ik ga heen om een plaats voor u gereed te maken. En als Ik heengegaan ben en plaats voor u gereedgemaakt heb, kom Ik terug en zal u tot Mij nemen, opdat ook u zult zijn waar Ik ben.

11.De ark is niet alleen een fysieke bescherming tegen de vloed, maar het is ook een symbool van redding door Gods genade. In 1 Petrus 3:20-21 wordt het werk van de ark vergeleken met de redding die in Christus wordt gevonden, waarbij de zondvloed wordt gezien als een voorafschaduwing van de doop die de gelovige redt door de opstanding van Jezus Christus. Hier zien we de parallellen tussen de redding van Noach en zijn gezin in de ark en de redding die de gelovige ontvangt door het werk van Christus. De ark was een plaats van redding in het verleden, en voor ons is Jezus Christus de ultieme Ark van redding die ons beschermt van de komende oordelen.

12.Het Hebreeuwse woord kopher betekent ‘losgeld’, ‘boetedoening’, of ‘verzoening’. Het komt van de wortel kâfar, wat .’bedekken’, ‘verzoenen’, of ‘bedekken met een deksel’ betekent. Dit woord wordt vaak gebruikt in de context van verzoening of het betalen van een prijs voor de bevrijding van iets of iemand. Jezus is ook de Losser die de verzoening brengt tussen God en de mensheid. Door Zijn offer aan het kruis heeft Hij de rechtvaardigheid van God vervuld en een weg geopend voor de mens om met God verzoend te worden. Dit verlossingswerk wordt vaak in verband gebracht met het idee van het betalen van een losgeld (in het Grieks lutron) voor de zonden van de mensheid. Matteüs 20:28: "De Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en Zijn leven te geven als losgeld voor velen." Zie ook Luk. 1:68, 1 Petrus 1:18-19, Efe, 1:7, Kol. 1:14.
Kopher blijkt de prijs van een leven te zijn, met andere woorden het losgeld. Kopher, deze pek wordt als hars verkregen van de dennenboom. In feite heeft de dennenhars die gebruikt wordt voor pek een bordeauxrode tint, zoals bloed.

 

Hoofdstuk 5: Het Verbond

Genesis 6:18: “Maar met u zal Ik Mijn verbond maken; en u moet in de ark gaan, u, uw zonen, uw vrouw en de vrouwen van uw zonen met u.”

Noach stond stil bij de ark, zijn handen rustend op het ruwe hout. Terwijl de geur van het goferhout zijn neus vulde, kwamen de woorden van de Schepper opnieuw in zijn gedachten. “Met u zal Ik Mijn verbond maken.” Die woorden waren niet zomaar een belofte, maar een diepgaande toezegging die in zijn hart doordrong. Het was geen willekeurige uitspraak. De Schepper, Jahweh had geen contract gesloten met Noach, geen voorwaardelijke belofte. Nee, dit was iets veel diepers, iets veel fundamentelers.

Wat betekende dit verbond voor Noach? Noach voelde de kracht van die belofte, maar het was niet meteen duidelijk. Het verbond was geen tijdelijk pact, geen zakelijke overeenkomst die kon worden verbroken als de voorwaarden niet werden nagekomen. Nee, dit was een levenslange, nee, een eeuwige band, een onbreekbare belofte van bescherming en zorg die de Schepper hem gaf. Hij had hem gekozen, had hem uitgekozen om deze taak te vervullen. Het was geen belofte gebaseerd op Noach’s verdiensten, maar op Zijn genade en trouw.

Noach begreep dat dit verbond geen prestatie van zijn kant vereiste. Het was geen afspraak die hij had gesloten door zijn eigen daden, maar een gave van de Schepper zelf. Hij zou hem redden. Niet omdat Noach bijzonder was, maar omdat de Ene besloot om met hem een relatie aan te gaan. Hij was uitverkoren voor een taak die groter was dan hijzelf.

De gedachte dat dit verbond geen voorwaarden had, maar een vrije gave van de Eeuwige, bracht een gevoel van rust in zijn hart. Hij had geen eisen gesteld, geen taken die Noach moest volbrengen om het verbond te ontvangen. Het was Gods keuze, zijn genade, die Noach in staat stelde om deel te nemen aan het plan van redding dat de Eeuwige in gang had gezet. De redding zou komen, niet door wat Noach zelf zou doen, maar door wat Hij zou doen. Het was Zijn belofte die het fundament legde voor de redding van de aarde en de mensheid.

Terwijl Noach verder werkte aan de ark, besefte hij dat dit verbond niet slechts iets was dat met hem als individu werd gesloten. Het was het begin van iets veel groters. De ark, waarvan de bouw snel vorderde, was een symbool van de belofte van redding, een belofte die niet slechts een persoonlijke redding betekende, maar die zou worden verlengd naar de generaties die na hem zouden komen. Het was niet het individuele werk van Noach dat hen zou redden, maar Gods trouw aan Zijn verbond, een trouw die veel groter was dan Noach zelf. Noach, zijn vrouw en zijn zonen en hun vrouwen zouden deelnemen aan de redding, niet door eigen kracht of verdienste, maar door het ontvangen van de belofte die God hen gaf.

En later, als de regenboog zou verschijnen aan de hemel, zou die een teken van het verbond zijn – niet alleen voor Noach, maar ook voor zijn nakomelingen. Het was een teken dat God Zijn belofte aan Noach had gehouden en dat Hij ook de belofte aan hun nakomelingen zou behouden. Dit verbond zou niet eindigen met Noach. Het zou zich uitstrekken naar een gemeenschap die zou leven onder Gods bescherming, zorg en eeuwige trouw.

De stormen die komen zouden, de golven die de aarde zouden overspoelen, zouden niets kunnen veranderen aan de belofte van redding die Noach had ontvangen. Het was een verbond dat stand zou houden door alle tijden heen. Het zou de basis vormen voor alles wat zou volgen – voor de generaties na hem. Het was een belofte die de aardse stormen zou overleven en die de zonden van de wereld zou bedekken, als een toevluchtsoord voor de gelovigen.

Hoofdstuk 6: Heilig Toevluchtsoord

Genesis 6:19-22: “En u moet van al wat leeft, van alle vlees, twee van elk in de ark laten komen om ze met u in leven te houden: een mannetje en een vrouwtje moeten het zijn. Van de vogels naar hun soort, van het vee naar zijn soort, en van de kruipende dieren van de aardbodem naar hun soort, zullen er twee naar u toe komen, om ze in leven te houden. En u, neem voor uzelf van al het voedsel dat gegeten wordt, en verzamel dat bij u, zodat het voor u en voor hen tot voedsel zal zijn. En Noach deed het; overeenkomstig alles wat God hem geboden had, zo deed hij."

Noach stond aan de rand van de ark en keek naar de dieren die zich langzaam verzamelden. Het was een surrealistisch tafereel. Vogels vlogen in paren naar de ark, het geritsel van de aarde werd gevolgd door de zware tred van de dieren, elk naar zijn soort. Zijn gedachten keerden terug naar de woorden die God hem had gegeven, de woorden die hem zo diep hadden geraakt: "En u moet van al wat leeft, van alle vlees, twee van elk in de ark laten komen om ze met u in leven te houden." (Gen 6:19)

Het was een belofte en een opdracht die samenkwamen, en de zwaarte ervan woog zwaar op Noach. Het was niet alleen zijn eigen redding die het betrof. Nee, Gods plan ging verder dan dat. De hele schepping werd door de Schepper Zelf beschermd, het leven zelf, in al zijn verscheidenheid en pracht. Elke soort moest behouden blijven. "Een mannetje en een vrouwtje moeten het zijn." De gedachte dat de Schepper Zelf ervoor had gezorgd dat elk dier, van de grootste leeuw tot het kleinste insect, een plek zou krijgen in de ark, vervulde Noach met ontzag.

De Eeuwige had hem niet alleen uitgekozen om te overleven, maar ook om door hem het leven in zijn volheid te behouden. De ark was geen veilige haven voor mensen alleen, maar een heilig toevluchtsoord voor de schepping. Elk wezen had zijn plek in dit plan. Vogels naar hun soort, vee naar zijn soort, kruipende dieren naar hun soort — elke levensvorm zou worden bewaard, niet alleen voor hun eigen voortbestaan, maar voor de toekomst van de schepping. Noach had de verantwoordelijkheid om deze dieren in leven te houden, een taak die hem vervulde met een diep besef van zijn eigen kwetsbaarheid.

Het was een taak die de mensheid nooit eerder had moeten vervullen. De Ark was geen simpele constructie; het was de bewaarplaats, de schuilplaats van het leven. God had niet alleen gezegd dat de dieren naar de ark zouden komen; Hij had ook gezegd: "En u, neem voor uzelf van al het voedsel dat gegeten wordt, en verzamel dat bij u, zodat het voor u en voor hen tot voedsel zal zijn." Het was een enorme verantwoordelijkheid. Maar tegelijkertijd wist hij dat het niet van hem afhing, maar dat de Schepper in alles zou voorzien.

Noach stond met zijn hand op de deur van de ark en keek naar de dieren die zich steeds dichterbij begaven. Er was een vrede die hij voor het eerst ervoer, een zekere kalmte die door zijn zenuwen heen sijpelde. Dit was het moment. De voorbereiding was bijna voltooid. God had gesproken, en Noach had gedaan wat Hij van hem vroeg. De woorden "En Noach deed het; overeenkomstig alles wat God hem geboden had, zo deed hij" klonken als een belofte die de hele reis van de ark samenvatte.

Het had jaren geduurd om de ark te bouwen, jaren waarin Noach volhardend en vastberaden het werk deed dat God hem had gegeven. Nu stond hij daar, met de dieren die naar hun nieuwe (t)huis kwamen, en hij besefte de diepe genade van God. De schepping zelf werd hersteld door God’s plan. De dieren waren niet alleen maar “dingen” die van de aarde zouden worden gered, maar de levendige getuigen van Gods zorg voor alles wat Hij had gemaakt. In de ark zou de schepping opnieuw beginnen, zoals het water een nieuw begin bracht voor de aarde. En alles was in Gods handen, de zorg voor elk levend wezen, van de grote olifant tot de kleinste vogel, zou Hij zelf dragen.

Hoofdstuk 7: De laatste oproep en de vloed die komt

Genesis 7:1-5: “Daarna zei de HEERE tegen Noach: Ga in de ark, u en heel uw gezin, want Ik heb gezien dat u te midden van uw tijdgenoten voor Mijn aangezicht rechtvaardig bent. U moet voor uzelf van alle reine dieren zeven paar nemen, een mannetje en zijn vrouwtje; maar van de dieren die niet rein zijn, één paar, een mannetje en zijn vrouwtje; ook van de vogels in de lucht zeven paar, mannelijk en vrouwelijk, om de soort op heel de aarde in leven te houden. Want over nog zeven dagen zal Ik het op de aarde veertig dagen en veertig nachten laten regenen; en Ik zal al wat bestaat, wat Ik gemaakt heb, van de aardbodem verdelgen. En Noach deed overeenkomstig alles wat de HEERE hem geboden had.”

De woorden van Jahweh waren krachtig en helder, en ze sneden door de stilte van Noach’s hart als een zwaard. "Ga in de ark, u en heel uw gezin, want Ik heb gezien dat u te midden van uw tijdgenoten voor Mijn aangezicht rechtvaardig bent."

Noach stond in het donker van de open lucht, de regen nog ver weg, maar zijn ziel was vol verwachting. Dit was het moment. Het oordeel zou naderen, maar ook de genade van de Schepper. Het was de oproep die hij had verwacht, maar nu het werkelijkheid werd, ervoer hij het zwaarder dan hij had kunnen bevroeden. De last van wat er stond te gebeuren, drukte zwaar op zijn schouders. Maar tegelijkertijd was er de diepe vrede die voortkwam uit het besef dat de Schepper er Zelf bij was en Hem niets uit de hand zou lopen.

De Heere had niet alleen het oordeel aangekondigd, maar ook de reddende voorziening. Noach kreeg de instructie: "U moet voor uzelf van alle reine dieren zeven paar nemen, een mannetje en zijn vrouwtje; maar van de dieren die niet rein zijn, één paar, een mannetje en zijn vrouwtje." De beelden van het verzamelen van de dieren kwamen terug in zijn geest — de wonderlijke gang van dingen die onder Gods leiding in de ark trokken, als een beweging van de natuur zelf. Dit was de restauratie van de schepping, de herstelde ordening die door Gods hand zou worden bewaard.

De gedachte dat de ark niet alleen een veilige plek was voor Noach en zijn gezin, maar ook voor de dieren, vulde hem met ontzag. Zeven paar van de reine dieren — het was een bijzonder gebod. Deze dieren, zouden een voortzetting van Gods zegen vertegenwoordigen. Zeven is het getal van de volheid, het getal van perfectie. De zeven paar waren een Goddelijke voorziening, een symbool van de volledigheid van Gods plan. Alles zou behouden blijven, alles wat rein was, zou behouden blijven, en de wereld zou opnieuw worden bevolkt door een volmaakte orde die God Zelf had ingesteld.

De vogels zouden de lucht opnieuw bevolken. Noach keek naar de vogels die zich nu al bij de ark verzamelden, en het voelde als een profetische hand die de natuur richting gaf. Gods plan zou niet falen. De vogels zouden weer vliegen in een ‘nieuwe’ lucht, net zoals de dieren op aarde de hernieuwde aarde zouden bewonen.

De tijd begon steeds sneller voorbij te trekken. "Want over nog zeven dagen zal Ik het op de aarde veertig dagen en veertig nachten laten regenen; en Ik zal al wat bestaat, wat Ik gemaakt heb, van de aardbodem verdelgen." Het was onmiskenbaar. De vloed zou komen en de aarde bedekken, en alles zou vergaan — behalve datgene wat in de ark was. De woorden van God leken zich met elke minuut die verstreek dieper in de ziel van Noach te graven. Er was geen weg meer terug. God had gesproken, en het oordeel zou komen, maar de genade was ook al aanwezig.

Toch was er geen angst, geen paniek, maar een innerlijke kalmte. Noach wist wat hij moest doen. Hij had zijn leven toegewijd aan het volgen van Gods wil, en deze laatste stap was de vervulling van alles wat hij daarvoor had opgebouwd. God had hem geleid in de bouw van de ark, in het verzamelen van de dieren, in het voorbereiden van de voedselvoorraden — nu was het moment gekomen om de ark te betreden, om samen met zijn gezin de veilige haven van Gods bescherming binnen te gaan.“En Noach deed overeenkomstig alles wat de HEERE hem geboden had.”

Dit was het moment van de belofte. Geen twijfel zou hem nog overvallen. God is trouw. Het was Gods belofte aan de mensheid die hem voortstuwde. Gods belofte had Noach en zijn gezin vastgehouden, en nu zou diezelfde belofte hen door de storm heen brengen.

Noach stak zijn hand uit naar de deur van de ark. De regen begon eindelijk te vallen, maar het was geen angst die hem vervulde. Het was de vrede van weten dat de redding dichtbij was, de belofte die niet zou falen. Hij voelde de regen op zijn huid, maar wist dat de ark zou standhouden, de storm zou doorgaan, maar de genade van God zou alles bewaren.

De deur sloot zich langzaam achter hem door de hand van de Schepper (Gen. 7:16) , en met een laatste blik op de wereld die hij kende, ging hij de ark binnen. Het was het begin van een nieuwe tijd.

En zo begon het, het moment waarop de aarde zou worden gereinigd, De toekomst lag in Gods hand. De storm zou woeden, maar de ark zou standhouden. Het oordeel was rechtvaardig, de redding was groter.

Hoofdstuk 8: Het water komt…

Genesis 7:6-24: “Noach was zeshonderd jaar oud toen de watervloed over de aarde kwam. Toen ging Noach met zijn zonen, zijn vrouw en de vrouwen van zijn zonen met hem in de ark, vanwege het water van de vloed. En het gebeurde na die zeven dagen dat het water van de vloed over de aarde kwam. In het zeshonderdste levensjaar van Noach, in de tweede maand, op de zeventiende dag van de maand, op die dag zijn alle bronnen van de grote watervloed opengebarsten en de sluizen van de hemel opengezet. En er was regen op de aarde, veertig dagen en veertig nachten. Op diezelfde dag gingen Noach en Sem, Cham en Jafeth, de zonen van Noach, en ook Noachs vrouw en de drie vrouwen van zijn zonen met hen in de ark, (,,,) En de vloed was veertig dagen op de aarde, en het water nam toe en hief de ark omhoog, zodat hij van de aarde oprees. En het water steeg en nam sterk toe op de aarde; en de ark dreef op het water. Het water steeg meer en meer op de aarde, zodat alle hoge bergen die onder heel de hemel zijn, bedekt werden. Nog vijftien el daarboven steeg het water, en de bergen werden bedekt. En alle vlees dat zich op de aarde bewoog, gaf de geest: de vogels, het vee, de wilde dieren en alle kruipende dieren, die over de aarde kropen, en alle mensen. Alles met levensadem in zijn neusgaten van alles wat op het droge leefde, stierf. Zo verdelgde Hij alles wat bestond, wat op de aardbodem was, van mens tot dier, tot kruipende dieren en vogels in de lucht; verdelgd werden zij van de aarde. Alleen Noach bleef over, en wat met hem in de ark was. En het water had honderdvijftig dagen lang de overhand op de aarde.”

De regen begon langzaam, bijna onmerkbaar. Noach keek naar de lucht, die langzaam begon te verduisteren, als een voorteken van wat komen zou. Jaar na jaar had Noach gewacht, en nu was het moment gekomen. De aarde zou gereinigd.

Het gebeurde allemaal op de dag zoals God had gezegd. “In het zeshonderdste levensjaar van Noach, op de zeventiende dag van de tweede maand, barstten de bronnen van de grote watervloed open en de sluizen van de hemel werden geopend”. De regen begon als een vloedgolf van oordeel, en de aarde zou haar bewoners verzwelgen. De hemel opende zich, en het water stroomde van boven en van onder, als een bewijs van de ernst van Gods oordeel.

De woorden van Adonai weerklonken in zijn gedachten: "Ga in de ark, u en heel uw gezin." De regen viel onophoudelijk, en de ark begon haar reis op het water. Veertig dagen en veertig nachten zou het duren, een tijd van zuivering, een tijd waarin alles zou vergaan behalve dat wat door de Ene was bewaard.

De regen viel steeds harder, steeds steviger. De wateren stegen, en de ark werd opgetild, kwam langzaam in beweging, omhoog, uit de aarde die verdween. De aarde, die ooit het huis was van zoveel leven, werd bedekt door het water. De bergen, hoog en trots, verdwenen onder het water. Noach keek niet terug. Hij wist dat de oude wereld verdwenen was, maar een nieuwe wereld was al in de maak, door God bewaard, door de ark die hen zou dragen. “... in de dagen van Noach, terwijl de ark gebouwd werd, waarin weinige – dat is acht – mensen behouden werden door het water heen. Het tegenbeeld daarvan, de doop, behoudt nu ook ons. Maar niet als een verwijderen van het vuil van het lichaam, maar als vraag aan God van een goed geweten, door de opstanding van Jezus Christus,…”( 1 Petr. 3:20-21)

Op dat moment, toen de wateren hun hoogtepunt bereikten, stierf alles wat adem had. Alles wat op het droge had geleefd — mensen, dieren, vogels, het vee en de kruipende dieren — het alles verdween. De aarde, die eens zo vol leven was, werd leeg en dood, de adem van de schepping was als het ware uitgedoofd. Noach voelde een stilte die niet van deze wereld was. De vloed raasde buiten, maar binnen in de ark was er een kalme vrede.

Alles wat ooit had geleefd, alles wat had geklonken, was nu stil. Het was het oordeel van God, onontkoombaar en rechtvaardig. De wereld, die zichzelf zo hoog had verheven, werd nu gewist door de wateren van Gods toorn. De verdorvenheid van de mensen, de ‘oude’ schepping, die zich hadden opgehoopt tot in de hemel, waren nu weggevaagd. Noach besefte dat deze zonden, deze verdorvenheid, de wereld niet langer verdroeg. Maar ook, in dezelfde adem, besefte hij dat het oordeel niet het laatste woord had.

Want in de ark, de ark van Gods genade, was er leven. Noach, zijn gezin, en de dieren die de Eeuwige had bewaard, waren veilig. Ze waren niet ontsnapt aan de storm; ze werden door de vloed heen gedragen. Noach ervoer de geruststelling van Gods trouw, zelfs terwijl de regen hen omhulde. De ark was Gods voorziening, een veilige schuilplaats die hen door de vloed zou dragen.

Honderdvijftig dagen zouden ze ronddrijven, maar de ark zou vast blijven drijven. De oude wereld was verdwenen, maar de ark van Gods genade zou hen dragen naar een ‘nieuwe’ wereld. Noach vertrouwde in de belofte van God, dat Hij hen door deze tijden op eeuwige armen zou dragen.

De wateren zouden uiteindelijk zakken, en Noach zou opnieuw de aarde betreden. De nieuwe aarde zou bloeien vanuit de dood. God had Zijn oordeel uitgevoerd, maar Zijn belofte zou blijven bestaan.

De vloed was niet alleen het einde, maar ook het begin van een nieuwe tijd van Gods handelen met Zijn schepping. Noach en zijn gezin zou de aarde opnieuw bevolken, samen met de dieren die door de vloed heen waren gedragen, als een getuigenis van Gods genade en trouw.

Zo eindigde de vloed, en de ark dreef verder op de golven, wachtend op het moment waarop het water zou afnemen en de aarde weer droog zou worden. De genade van God zou een nieuwe tijd brengen, voortgebracht uit Gods trouw met Zijn schepping.

Hoofdstuk 9: Een nieuw begin

Genesis 8:1-5: “En God dacht aan Noach en aan al de wilde dieren en al het vee dat bij hem in de ark was; en God liet wind over de aarde gaan, zodat het water bedaarde. Ook werden de bronnen van de watervloed en de sluizen van de hemel gesloten, en de regen uit de hemel werd gestopt. Vervolgens vloeide het water van boven de aarde terug, gaandeweg vloeide het terug. Na verloop van honderdvijftig dagen werd het water minder. En de ark bleef in de zevende maand, op de zeventiende dag van de maand, vastzitten op het gebergte van Ararat. En gaandeweg werd het water minder, tot aan de tiende maand. In de tiende maand, op de eerste dag van de maand, werden de toppen van de bergen zichtbaar.”

De vloed was geweken. Wat begon als een overweldigende vloed van oordeel, een aarde die werd bedolven onder de regen, was nu aan het afnemen. De regen stopte, de sluizen van de hemel die openstonden om de aarde te overspoelen, werden gesloten. Het was alsof de aarde zelf een diepe, een zucht van verlichting deed die de spanning van de jaren van verdorvenheid afwierp. God had Zich herinnerd, niet alleen aan Noach, maar aan alles wat in de ark was – de wilde dieren, het vee, de schepping zelf. Alles had een doel gehad in dit grote plan van God. En nu was het tijd om weer opnieuw te beginnen.

De wind van God begon over de aarde te waaien. Het was een subtiele maar krachtige beweging, die de stilte na de vloed vulde. De wateren die de aarde hadden overspoeld, begonnen zich terug te trekken. De bron van de watervloed, de diepe wateren die onder de aarde vandaan waren gekomen, werden gesloten. De sluizen van de hemel die de regen hadden laten vallen, werden gesloten, en langzaam begon de aarde weer te ademen. Het water was niet langer een voorteken van oordeel, maar een teken van herstel, de aarde die zich herstelde van haar diepste beproeving.

In de stille schemering van het moment, terwijl de wind zachtjes over de aarde streek, ervoer Noach een gevoel van rust. Hij had de storm meegemaakt, de regen die dagenlang was neergedaald als een voortdurende aanval op de aarde, het geluid van de watermassa die tegen de zijkanten van de ark beukte, de spanning van de eindeloze dagen in het opgesloten zijn. En nu was er de stilte. De kalmte van de aarde die zich herstelde, de adem van God die de schepping opnieuw in leven bracht. De tijd van oordeel was voorbij. Wat een onbeschrijflijke rust moest dit voor Noach zijn geweest — maar de zonden van de oude wereld waren niet vergeten. God had de aarde opnieuw gezuiverd, en dat was een groots werk van herstel, maar het was ook een herinnering aan het oordeel.

Na verloop van tijd bleef de ark bleef vastzitten op de bergen van Ararat, die als stille getuigen van Gods genade in de verte oprijsden. In de zevende maand, op de zeventiende dag, vond de ark een rustplaats. Een gevoel van vastigheid, maar ook van verwachting, overviel Noach en zijn gezin. De reis was nog niet voorbij, de regen was gestopt, de storm had hen verlaten. Maar de aarde was nog steeds bedekt met water, de rest van de schepping was in het ongewisse. Maar de ark stond stevig, en de wind van Gods genade was het teken van wat komen zou.

De vloed, die de aarde van haar kwaad had gereinigd, had nu plaatsgemaakt voor de rust van een nieuw begin. Hij wist dat de taak die God hem had gegeven — om de ark te bouwen, om de dieren te redden, om de schepping te bewaren — was volbracht, maar dit was slechts de voorbode van de ‘wedergeboorte’ van de aarde. De regen was gestopt, maar de reis was niet voorbij.

Honderdvijftig dagen waren verstreken en het water was langzaam gezakt. De aarde, die zo vol was van het oordeel, leek nu te reageren op de ingreep van de Schepper. Het water daalde in stilte, als een herinnering aan het geduld van God en het proces van zuivering. De aarde die eeuwenlang was vervuild, werd gereinigd door de regen, maar nu begon ze opnieuw tot leven te komen. Het was geen onmiddellijke vernieuwing; het was een proces, een herstel in Gods tijd. Gaandeweg werd het water minder, de schepping kwam weer tot leven, langzaam maar zeker. Het oordeel was niet meer, en de belofte van vernieuwing begon vorm te krijgen. De schepping was niet zomaar in haar oude staat hersteld, het zou een nieuwe schepping worden, een schepping die opnieuw aan de wil van God werd onderworpen.

In de tiende maand, op de eerste dag van de maand, kwamen de toppen van de bergen zichtbaar. De aarde, die ooit zo vol was van leven, was nu een lege en kale plek. De toppen van de bergen waren de eerste tekenen van het herstel van de aarde. De bergen, die ooit het fundament van de oude aarde waren, werden nu de eerste tekenen van de nieuwe aarde die zich langzaam ontvouwde. Het was een nieuwe dageraad voor de schepping, een nieuwe cyclus van leven die zou beginnen. De aarde was niet meer hetzelfde, maar God had alles in Zijn handen gehouden.

God had de aarde opnieuw gerestaureerd. De vloed was gekomen, maar God had Zijn wind over de aarde laten gaan ( Ruach, de adem van god in de neusgaten van de mens), het oordeel had plaatsgemaakt voor genade, en de aarde was klaar voor een nieuw begin. De ark, die had gefunctioneerd als de veilige haven voor het overblijfsel van de schepping, zou nu als het ware haar reis vervolgen naar een nieuwe bestemming. De tijd was gekomen voor Noach om naar buiten te gaan, voor zijn gezin en voor de schepping om opnieuw de wereld in te gaan, als de eerste bewoners van een herstelde aarde.

De regen had de aarde getekend, had haar gereinigd en gezegend. Gods hand was de ware kracht geweest, die door de vloed heen had gewerkt om Zijn plan voor de schepping te herstellen. Het oordeel was voorbij, maar de zonden die het hadden veroorzaakt, waren nog steeds aanwezig, wachtend op de komende verzoening.

De tijd voor het oordeel was voorbij. Nu zou de tijd van zegeningen beginnen. De zonden die de oude wereld hadden gekarakteriseerd, zouden nog niet vergeten zijn, maar de beloften van Gods verbond zouden nieuw leven brengen. Het oordeel was rechtvaardig, maar de redding was groter.

De boog die na de vloed kwam, was het teken van het verbond, een belofte dat de aarde nooit meer door water zou worden vernietigd. De aarde was weer een huis voor de mensen, een plaats van bescherming en vernieuwing. De natuur zou zich weer herstellen, het leven zou weer bloeien, en het oordeel van de vloed zou niet langer de aarde verzwelgen.

Hoofdstuk 10: De duif van hoop

Genesis 8:6-11:“En het gebeurde na verloop van veertig dagen dat Noach het venster van de ark, dat hij gemaakt had, opendeed. En hij liet een raaf los, die heen en weer bleef vliegen totdat het water van boven de aarde opgedroogd was. Daarna liet hij een duif van bij zich los om te zien of het water op de aardbodem afgenomen was. Maar de duif vond geen rustplaats voor de holte van haar voet; daarom keerde zij naar hem terug in de ark, want het water stond nog boven heel de aarde. Hij stak zijn hand uit, pakte haar en bracht haar bij zich in de ark. En hij wachtte nog eens zeven dagen; toen liet hij de duif weer los uit de ark. En de duif kwam naar hem toe tegen de avond; en zie, er was een afgebroken olijfblad in haar snavel; daaraan merkte Noach dat het water op de aarde afgenomen was.”

Veertig dagen waren verstreken sinds de regen was gestopt, de wateren begonnen te zakken en Noach begon zich langzaam voor te bereiden op wat komen zou. Het was een tijd van afwachten, van hoop die zich langzaam vormde in het besef dat de aarde, hoewel nog niet hersteld, weer zou beginnen te ademen. De wateren stonden nog hoog, het was nog geen tijd om de wereld opnieuw in te gaan.

Noach, die altijd luisterde naar de stem van Adonai, wist dat het nog niet het moment was. Toch kon hij het niet laten om naar de horizon te kijken, te wachten op tekenen van de oude wereld die weer tot leven zou komen. Het verlangen naar herstel was diep in zijn ziel geworteld. Zijn verlangen om de aarde opnieuw te zien bloeien was zo groot, maar de tijd van wachten was nodig. De weg naar vernieuwing zou in Gods tempo gaan, maar de tests die God hem gaf, waren nodig om te zien of de aarde klaar was om weer te leven.

Na veertig dagen van stilte besloot Noach om het venster van de ark, dat hij zelf had gemaakt, te openen. Het was een symbolisch moment – de deur naar de buitenwereld stond eindelijk op een kier, maar de aarde had tijd nodig om haar ademhaling te herstellen. Noach had geleerd geduld te hebben. De regenboog had hem herinnerd aan de trouw van God, maar de aarde moest zich opnieuw uit de chaos oprichten.

Noach herinnerde zich de instructies van God en begreep dat het tijd was om de tekenen van herstel te zoeken. Noach herinnerde zich de instructies van God en begreep dat het tijd was om de tekenen van herstel te zoeken. Noach voelde de spanning van dat moment – de boodschap was duidelijk, de weg naar herstel was nog niet voltooid.

Als eerste stuurde hij de raaf uit, de aaseter en goed bestand was tegen de ongerepte wildernis die voor hem lag. De raaf was geschikt voor deze taak. Als een vogel die zich voedde met dode resten, zou hij zich kunnen bewegen in de aarde die nog vol was van dood en water. Hij zou de mate van herstel niet kunnen bepalen, maar hij zou in staat zijn om te zoeken in gebieden waar nog geen nieuw leven was. De raaf keerde terug, geen teken van een hernieuwde aarde, geen groen, geen leven. Noach wachtte geduldig af, de stilte in de ark was allesomvattend. Hij wist dat er nog meer nodig was om het antwoord te krijgen, het teken van de hoop die zou komen.

Met geduld wachtte Noach verder. Zeven dagen verstreken, en terwijl de stilte in de ark bleef, wist hij dat de tijd voor de tweede test was gekomen. Deze keer liet hij een duif los. De duif was een symbool van vrede en hoop. Het was het teken dat de schepping weer hersteld kon worden. De duif, die zijn vlucht begon vanaf de ark, keek naar de aarde. De wereld die ooit zo vol was van leven, was nu een lege plek. De duif vond geen rustplaats voor de holte van haar voet. Ze vloog naar Noach terug. De aarde was nog steeds bedekt met water, en de duif had geen plek om zich neer te zetten. De duif keerde terug, niet omdat ze wilde terugkeren, maar omdat er geen andere keuze was. De aarde was nog niet klaar, de hernieuwing had nog niet plaatsgevonden.

Na zeven dagen, herhaalde Noach de test, wetende dat de duif het antwoord zou brengen. Deze keer was het anders. Toen de duif weer naar hem terugkeerde, was er iets in haar snavel – een afgebroken olijfblad. De olijf, die door de tijd heen werd gezien als symbool van vrede, was nu het teken van de vernieuwing die de aarde nodig had. De duif had niet alleen een blad meegenomen, maar het was het eerste teken van leven dat Noach had gezien na de vloed. De aarde had zichzelf opnieuw georganiseerd, de wateren waren afgenomen, en de schepping begon haar balans te hervinden.

Noach voelde een diepe geruststelling, de aarde was bereid om weer vrucht te dragen. Het olijfblad was de belofte van het herstel van de aarde, een belofte dat het leven, dat zo langdurig onderbroken was, weer zou groeien. De duif had een boodschap van hoop gebracht, en Noach begreep dat de tijd om de ark te verlaten nu dichterbij kwam.

De duif, die zo dicht verbonden was met de schepping, bracht niet alleen het teken van vrede, maar het bevestigde ook dat Gods trouw zich in alles openbaarde.

Noach keek naar het olijfblad in de snavel van de duif en voelde de zekerheid dat de beloften van God niet zouden falen. De aarde zou opnieuw bloeien. De zonden van de oude wereld waren gewist, en het oordeel had plaatsgemaakt voor een nieuwe werkelijkheid. De herstelde aarde zou voortaan weer gevuld zijn met leven, met vrede, en met de zegeningen die God aan zijn schepping had beloofd.

De duif was Gods boodschapper van hoop, en in haar vlucht door de lucht bevond Noach zich niet alleen in de ark, maar ook op de rand van een nieuw begin. Het moment van herstel was daar, en de schepping zou opnieuw haar volle glorie vinden.

Hoofdstuk 11: De aarde ontwaakt

Genesis 8:13-19: “En het was in het zeshonderdste jaar, in de eerste maand, op de eerste dag van die maand, dat het water van boven de aarde opgedroogd was. Toen nam Noach het luik van de ark weg en keek naar buiten, en zie, de aardbodem was opgedroogd. In de tweede maand, op de zevenentwintigste dag van de maand, was de aarde droog geworden. Toen sprak God tot Noach: Ga de ark uit, u, uw vrouw, uw zonen en de vrouwen van uw zonen met u. Laat al de dieren die bij u zijn van alle vlees, de vogels, het vee en alle kruipende dieren, die over de aarde kruipen, met u naar buiten gaan, zodat zij zich overvloedig uitbreiden op de aarde en vruchtbaar zijn en talrijk worden op de aarde. Toen ging Noach naar buiten, en zijn zonen, zijn vrouw en de vrouwen van zijn zonen met hem. Alle dieren, alle kruipende dieren en alle vogels, alles wat zich op de aarde beweegt, overeenkomstig hun soorten, gingen de ark uit.”

Het was de eerste dag van de eerste maand in het zeshonderdste levensjaar van Noach, toen de aarde weer begon te ‘ademen’. Het water was opgedroogd. Het had maandenlang de aarde bedekt, alles had onder het water gehuld gezeten, maar nu – de aarde was droog. Het water had zich eindelijk teruggetrokken, en de aarde had haar adem weer hervonden, klaar om zich te herstellen.

Noach stond voor het luik van de ark, het venster waardoor hij de aarde had gadegeslagen. Lang had hij gewacht. De stilte na de vloed was diep. Het wachten had hem moe gemaakt, maar nu was het moment daar. Voorzichtig sloeg hij het luik omhoog, zijn hart bonzend van spanning en verwachting. Wat hij zag, vulde hem met een mengeling van ongeloof en vreugde. De aarde was weer zichtbaar, de vormen van de bergen en valleien kwamen tevoorschijn, alsof de aarde zich langzaam losmaakte van haar waterige bedekking.

De vertrouwde aarde van voor de zondvloed was nu veranderd. De schoonheid die hij zag was voor hem als nieuw, maar het was ook een belofte van herstel. De Schepper had gesproken en de vloed was voorbij. Maar was de aarde nu klaar voor een nieuw begin? Het was het begin van iets groots, een nieuw tijdperk, een nieuwe periode van Gods plan met Zijn schepping, maar het zou niet zonder uitdagingen zijn.

Noach was zich bewust van de betekenis van dit moment. De aarde was opnieuw gereinigd, de zonden van de oude wereld waren als het ware gewist door de vloed. Maar wat zou er nu ontstaan? De aarde was leeg, en het was aan hen, aan Noach en zijn gezin, om deze opnieuw te bevolken en te bewerken. Het oordeel van God was rechtvaardig geweest, maar de genade was groter.

De tijd van wachten was voorbij. God sprak tot Noach, de woorden die zijn hart een nieuw vuur gaven: "Ga de ark uit, u, uw vrouw, uw zonen en de vrouwen van uw zonen met u." Noach hoorde deze woorden, en hij wist: de tijd was gekomen om de ark te verlaten. De deur van de ark stond nu open, en het was hun beurt om de aarde opnieuw te bewonen, om het opnieuw in te richten. God had hen niet alleen bewaard, maar had hen nu een nieuwe opdracht gegeven: de aarde opnieuw bevolken, de dieren terugbrengen, de schepping herstellen.

Alle dieren, alle kruipende dieren, de vogels, alles wat zich op de aarde bewoog, moesten de ark verlaten. Het was hun taak om het leven voort te zetten, om opnieuw te vermenigvuldigen en de aarde te vullen. De beelden van de dieren die in stilte de ark hadden bewoond, samen met Noach, werden nu werkelijkheid. Ze zouden hun plek terugkrijgen op de aarde, het was hun tijd om opnieuw te leven, te groeien, en hun rol in het plan van God te vervullen.

De deur van de ark ging open, en Noach stapte als eerste naar buiten, gevolgd door zijn vrouw, zijn zonen en hun vrouwen. Samen stapten ze in het nieuwe begin. Het was geen eenvoudige stap; het was een stap van vertrouwen, van gehoorzaamheid aan de stem van God. Wat hen wachtte was onbekend, maar God had hen geleid. De aarde was bevrijd van de vloed, maar de uitdaging lag voor hen: hoe zou de aarde die ze kenden herbouwd worden? Hoe zouden ze de aarde opnieuw opbouwen in de wijsheid en het vertrouwen die God hen had geleerd?

De dieren volgden hen, als een groot levend testament van Gods voorzienigheid. Alle dieren kwamen naar buiten, in hun eigen volgorde, elk naar hun soort, hun roep en hun plaats in de schepping. De aarde werd weer gevuld met het geluid van het leven. De vogels vlogen opnieuw over de aarde, hun vleugels sneden door de lucht. De dieren liepen in het gras, de kruipende dieren vonden hun weg, hun plaats, onder de zon die weer straalde over een nieuwe aarde.

Het was het begin van een nieuwe tijd, een tijd van hoop en herstel. Maar het was ook een tijd van verantwoordelijkheid. Noach wist dat het Gods hand was die hen had gered, maar dat hij en zijn familie een taak hadden op deze vernieuwde aarde. Het was nu aan hen om de aarde opnieuw te bevolken, maar ook om haar te beschermen, haar goed te verzorgen en haar te regeren in de manier die God had bedoeld.

De aarde herademde, de schepping was niet verloren, maar had de kans gekregen om opnieuw te bloeien. God had zijn belofte gehouden. Het oordeel was voorbij, de vernieuwing was begonnen. De schepping stond op het punt om opnieuw te spreken, en dit keer zou haar stem luid en vol vertrouwen zijn, een stem die zou getuigen van de trouw van God, die hen door de storm heen had geleid.

Hoofdstuk 12: De geur van genade

Genesis 8:20-22: “En Noach bouwde een altaar voor de HEERE; en hij nam van al het reine vee en van alle reine vogels, en bracht brandoffers op dat altaar. En de HEERE rook die aangename geur, en de HEERE zei in Zijn hart: Ik zal de aardbodem voortaan niet meer vervloeken vanwege de mens; de gedachtespinsels van het hart van de mens zijn immers slecht, van zijn jeugd af; en Ik zal voortaan niet al het levende meer doden, zoals Ik gedaan heb. Voortaan, al de dagen van de aarde, zullen zaaitijd en oogsttijd, koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht niet ophouden.”

De aarde was weer een plek van leven geworden. Noach, die met zijn gezin de ark had verlaten, stond nu op de droge aarde, omgeven door de stilte van een nieuwe wereld. De lucht was helder, de zon straalde en de schepping leek opnieuw adem te halen. En terwijl alles om hem heen weer tot leven kwam, voelde Noach de diepe vreugde van het herstel, maar ook de zwaarte van de verantwoordelijkheid die hem was toevertrouwd. God had hen gered, maar hoe zou hij reageren? Wat was de juiste manier om zijn dankbaarheid te tonen voor de onmetelijke genade die hem en zijn gezin was gegeven?

Het was op dat moment dat Noach zijn eerste daad van aanbidding uitvoerde. Hij begreep dat de juiste reactie niet slechts dankbaarheid in stilte was, maar dat het een daad moest zijn van toewijding, van overgave aan de God die hen had gered. Noach bouwde een altaar voor Jahweh. Het was niet zomaar een altaar, het was een altaar dat de vreugde van het herstel van de schepping uitdrukt, een altaar dat de belofte van een nieuwe toekomst zou verzegelen.

Noach koos zorgvuldig het beste van de dieren die hem waren toevertrouwd. Van al het reine vee en de reine vogels bracht hij brandoffers op het altaar. De geur van het offer steeg op naar de hemel, een geur die niet alleen het vlees van het offer vertegenwoordigde, maar ook het diepste van Noach’s hart: zijn verlangen om te danken, zijn belofte van gehoorzaamheid en zijn toewijding aan de God die hem en zijn gezin had gered. Het altaar was niet alleen een plaats van aanbidding, maar een symbool van overgave, van de erkenning dat God het centrum van zijn leven was.

De rook van het offer steeg op, de geur vulde de lucht en kwam voor de HEERE, Jahweh. En de HEERE rook die aangename geur, een geur die de vreugde en dankbaarheid van het hart van Noach weerspiegelde. Dit was geen gewone geur, maar een geur die God bereikte, die Zijn hart raakte, een geur van zuiverheid en toegewijde liefde.

Op dat moment, in Zijn hart, sprak God een belofte uit die de aarde zelf zou tekenen: "Ik zal de aardbodem voortaan niet meer vervloeken vanwege de mens; de gedachtespinsels van het hart van de mens zijn immers slecht, van zijn jeugd af. En Ik zal voortaan niet al het levende meer doden, zoals Ik gedaan heb." Het was een verbond van genade, een verbond dat niet alleen Noach, maar de hele schepping zou omarmen. God beloofde dat de aarde niet opnieuw door het water zou worden vernietigd, dat de mensen, hoe gebroken ook, een kans zouden krijgen om te groeien, te bloeien, en een nieuwe toekomst op te bouwen.

God vervolgde Zijn belofte met woorden van vrede: "Voortaan, al de dagen van de aarde, zullen zaaitijd en oogsttijd, koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht niet ophouden." Dit was meer dan een beschrijving van de natuurlijke cyclus van de aarde; het was de belofte dat de natuur haar ritme zou behouden en dat de schepping, ondanks de zonden die de mens zou begaan, door Gods genade zou blijven voortbestaan.

Het was een belofte van constante zorg, van onveranderlijke trouw. God stelde niet alleen de schepping in staat om voort te gaan. Hij beloofde dat de seizoenen zouden blijven, komen en gaan, dat de aarde haar vruchtbaarheid niet zou verliezen, dat de dag altijd zou volgen op de nacht.

Noach, met zijn gezin en de dieren, keek uit over de wereld die voor hen lag. De vloed was voorbij, de storm was gaan liggen, en de belofte van een nieuwe toekomst was nu in de lucht, sterker dan de geur van het offer dat opsteeg naar de hemel. De aarde had haar tweede kans gekregen, en de genade van God was opnieuw over de wereld uitgestort.

Hoofdstuk 13: De zegen van een nieuw begin

Genesis 9:1-7: “Toen zegende God Noach en zijn zonen en Hij zei tegen hen: Wees vruchtbaar, word talrijk en vervul de aarde! Vrees en schrik voor u zal er zijn bij alle dieren van de aarde en bij alle vogels in de lucht, bij alles wat over de aardbodem kruipt en bij alle vissen in de zee; zij zijn in uw hand gegeven. Alles wat zich beweegt, waarin leven is, zal u tot voedsel dienen; Ik heb het u allemaal gegeven, evenals het groene gewas. Maar vlees met zijn leven, zijn bloed, er nog in mag u niet eten. Voorzeker, Ik zal vergelding eisen voor uw bloed, voor uw levens. Van de hand van alle dieren zal Ik vergelding eisen; ook van de hand van de mens, van de hand van ieders broeder, zal Ik vergelding eisen voor het leven van de mens. Vergiet iemand het bloed van de mens, door de mens zal diens bloed vergoten worden; want naar het beeld van God heeft Hij de mens gemaakt. Wat u betreft, wees vruchtbaar en word talrijk; breid u overvloedig uit op de aarde, en word talrijk daarop.”

Toen de stilte na de vloed was teruggekeerd en de aarde weer ademde als een pasgeboren schepping, sprak God opnieuw tot Noach en zijn zonen. Het was geen woord van oordeel maar een woord van zegen. De vloed was voorbij, de regen had opgehouden, en nu klonk de stem van de Schepper over de nieuwe wereld: "Wees vruchtbaar, word talrijk en vervul de aarde!"

Het was dezelfde opdracht die Adam en Eva aan het begin van de schepping hadden ontvangen. Nu, na het oordeel, herhaalde God die roeping. Alsof Hij wilde laten zien dat Zijn plan nooit veranderd was: de aarde moest bevolkt worden met mensen die naar Zijn beeld geschapen waren. Het oordeel had de zonde gestraft, maar de zegen wees vooruit naar de toekomst.

God gaf Noach en zijn zonen niet alleen het bevel om vruchtbaar te zijn, Hij schonk hun ook gezag. "Vrees en schrik voor u zal er zijn bij alle dieren van de aarde." De schepping, die ooit in harmonie met de mens leefde, zou nu onderworpen zijn aan zijn macht. Niet langer leefde de mens in de volmaakte vrede van Eden; er was een zekere afstand gekomen tussen mens en dier. De dieren zouden ontzag voor de mens hebben, omdat God hen in zijn hand had gegeven.

Daarbij kwam een nieuwe gave: het vlees van de dieren werd tot voedsel voor de mens. Voorheen had de mens zich met gewassen en vruchten gevoed, maar nu stond God ook het vlees toe. "Alles wat zich beweegt, waarin leven is, zal u tot voedsel dienen; Ik heb het u allemaal gegeven, evenals het groene gewas." Het was een uitbreiding van Gods voorziening, maar ook een aanwijzing dat de schepping veranderd was. De mens was niet meer slechts verzorger van de dieren, hij werd ook gebruiker van hun leven. Toch stelde God een grens: het bloed, waarin het leven zelf is, mocht de mens niet eten. Daarmee herinnerde God Noach eraan dat het leven Hem toebehoort, en dat zelfs in het eten van vlees de heiligheid van het leven moest worden geëerbiedigd.

En in die tijd begon Noach te begrijpen wat God bedoelde toen Hij sprak over het bloed. Het bloed was niet slechts een biologische substantie. Nee, het was de essentie van het leven zelf. God had gesproken: "Want het leven van het vlees is in het bloed, en Ik heb het aan jullie gegeven op het altaar om verzoening te doen voor jullie zonden; het bloed zal voor jullie verzoening doen op grond van het leven." (Lev. 17:11) Voor Noach werd het bloed het symbool van iets veel diepers dan alleen het fysieke leven van een dier of mens. Het vertegenwoordigde het leven dat God Zelf had gegeven, en dit maakte het bloed heilig.

In het oude systeem, voordat de vloed kwam, had Noach misschien niet volledig begrepen waarom God het bloed zo heilig achtte. Maar nu, na het oordeel, begreep hij beter dat het bloed van een dier niet zomaar een consumptieproduct was, maar een gave van God die het leven in stand hield. Het bloed was heilig, want het vertegenwoordigde het leven dat van God kwam. Door het bloed te eten, zou de mens impliciet proberen het leven van het dier ‘toe te eigenen’. Het zou de grens tussen de schepping en de Schepper verwarren en het levensprincipe dat van God kwam, proberen te claimen.

De boodschap die Noach van God had ontvangen was duidelijk: het respecteren van het bloed was essentieel. Het bloed was niet iets wat de mens mocht consumeren. (Deut. 12:23, Hand. 15:20) Het herinnert de mens eraan dat het leven, zowel van de dieren als van de mensen, niet van henzelf is, maar door God gegeven wordt. Noach besefte dat het verbod op het eten van bloed een manier was om de heiligheid van het leven te respecteren. Het was een teken van de afhankelijkheid van de mens van God, en een erkenning van het feit dat de Schepper de uiteindelijke beheerder van het leven was.

Door het bloed van de dieren voor verzoening aan God aan te bieden, herkende Noach dat het leven zelf een gave was die altijd beschermd moest worden. Het bloed van de dieren, dat op het altaar werd geofferd, symboliseerde een tijdelijke bedekking van de zonden, maar God had altijd al een perfect plan voor verzoening. Het bloed van de dieren was slechts een voorafschaduwing van het volmaakte offer dat zou komen. Het bloed van Jezus Christus zou uiteindelijk de zonden van de mens voor altijd wegnemen.

Noach begreep dat het bloed in de schepping en in de relatie tussen God en de mens fundamenteel was voor de rechtvaardigheid die God verlangde. In Lev. 17:11 en andere delen van de Schrift werd het bloed verbonden met verzoening: “Het bloed zal voor jullie verzoening doen op grond van het leven.” Het was niet zomaar bloed dat vergoten werd; het was het middel waarmee de relatie tussen de mens en God hersteld werd. Het leven dat in het bloed zat, was het middel waarmee de zonden van de mens bedekt werden, en dit was slechts een tijdelijke maatregel, totdat het perfecte Offer zou komen.

In de tijd na de vloed, toen Noach de nieuwe aarde in ogenschouw nam, besefte hij dat het bloed van de dieren slechts een schaduw was van de verzoening die zou komen door het bloed van de Zoon van God. Het bloed van Jezus Christus was het ultieme offer, dat de zonden van de wereld voor altijd zou verzoenen. "En zonder bloedvergieten is er geen vergeving," zoals het in Hebreeën 9:22 staat. Het bloed van de Messias, dat voor de zonden van de mensheid werd vergoten, zou een blijvende verzoening brengen, niet slechts tijdelijk zoals het bloed van de dieren in de offerdienst.

In het nieuwe begin, nadat de aarde was gereinigd en hersteld, besefte Noach dat het bloed altijd een diepere betekenis had dan alleen de fysieke handeling van het offeren. Het bloed was altijd een symbool van het leven dat van God kwam en de verzoening die door dat leven mogelijk werd. God had de mens geschapen naar Zijn eigen beeld, en het vergieten van het bloed van een mens was een aanval op dat beeld, want de mens was een beeld van de Schepper Zelf. (Gen. 1:26) Daarom had God het leven van de mens altijd als heilig beschouwd, en het bloed van de mens werd als kostbaar gezien. (Jes. 43:4 )

En zelfs in de nieuwe wereld, na de vloed, was Gods verlangen voor de aarde hetzelfde gebleven. “Wees vruchtbaar, word talrijk en vervul de aarde,” sprak God tot Noach. Het was een zegen die herinnerde aan de oorspronkelijke opdracht aan Adam en Eva. Noach begreep dat de aarde opnieuw bevolkt moest worden, maar dat dit niet zonder eerbied voor het leven en het bloed zou moeten gebeuren.

Het was een fundament voor rechtvaardigheid in de nieuwe wereld die Noach en zijn zonen bevolkten. En uiteindelijk, in het bloed van de Messias, zou God de ultieme verzoening voor de zonden van de wereld brengen. Het bloed, dat altijd het leven zelf vertegenwoordigde, zou nu het middel zijn waarmee de mensheid eeuwige vergeving zou ontvangen. Het was een eeuwige herinnering aan de heiligheid van het leven en de soevereiniteit van God over alles wat leeft.

God ging nog verder. Hij stelde een heilig gebod over het leven van de mens: wie bloed vergoot, zou zelf rekenschap moeten afleggen. Het leven was heilig, want de mens was gemaakt naar het beeld van God. "Vergiet iemand het bloed van de mens, door de mens zal diens bloed vergoten worden; want naar het beeld van God heeft Hij de mens gemaakt."

Met deze woorden legde God een fundament voor rechtvaardigheid in de nieuwe wereld. Moord zou niet ongestraft blijven, want de mens was niet zomaar een schepsel: hij droeg de afdruk van de Schepper. Het bloed van een mens te vergieten, was een aanval op het beeld van God Zelf. Daarom eiste God rekenschapn voor ieder leven dat verloren ging.

Toch eindigde Gods woord niet bij waarschuwing en gebod. Het klonk opnieuw als een echo van Eden, als een belofte voor de toekomst: "Wat u betreft, wees vruchtbaar en word talrijk; breid u overvloedig uit op de aarde, en word talrijk daarop."

De vloed had de aarde gezuiverd, maar Gods verlangen bleef hetzelfde: de mens moest zich uitbreiden en de aarde vervullen. Niet in angst, maar in de zekerheid dat de Schepper Zijn wereld niet had opgegeven. In de zegen van Noach klonk de stem van God die zei: het leven gaat door, want Mijn plan zal blijven bestaan.

Hoofdstuk 14: Reflectie

Wanneer wij de tekst over Noach en zijn wereld tot ons laten doordringen, worden wij geconfronteerd met de diepte van de menselijke geschiedenis en de complexiteit van de keuzes die mensen maken. Het beeld van de hof van Eden, die verloren is gegaan, roept in ons een gevoel van verdriet en gemis op. Hoe vaak ervaren wij niet hetzelfde in ons eigen leven, dat de wereld om ons heen niet meer is zoals die was? De herinneringen aan "hoe het zou moeten zijn" zijn vaak sterker dan de werkelijkheid van de chaos waarin wij ons bevinden. Als wij de verhalen van de oude generaties horen, voelen wij ons soms zelfs een beetje verloren, alsof de wereld steeds verder uit elkaar valt en wij ons geen weg meer weten te vinden.

In de tijd van Noach was er een spanningsveld tussen het oorspronkelijke paradijs, de vervallen staat van de wereld en de hoop op herstel. Hoe vaak voelen wij ditzelfde spanningsveld in ons eigen leven? Er is die constante zoektocht naar rust, naar troost, maar de wereld om ons heen lijkt steeds meer verstoken van datgene wat vrede brengt. Soms lijkt de ruis van de samenleving, het constante streven naar meer, naar succes, naar macht, zo luid en overweldigend. Wij vragen ons af: waar is die stille rust die Noach vond, die van God kwam? En hoe kunnen wij diezelfde stilte vinden te midden van de drukte van ons eigen bestaan?

De vraag die ons blijft achtervolgen is: wat kunnen wij leren van Noach’s wandel met God? Hoe kunnen wij, net als hij, een leven leiden dat wordt gekarakteriseerd door rust en gehoorzaamheid aan wat werkelijk belangrijk is? Hoe kunnen wij onze naam, als het ware, dragen – als een belofte en als een last – en tegelijkertijd in de stilte van ons hart blijven wandelen met de Schepper? Want net zoals Noach op een roerige wereld vooruitkeek, zo staan wij ook op de drempel van een tijd van verandering, een tijd die vraagt om trouw en moed.

Wanneer wij de wereld van vandaag beschouwen, voelen wij veel parallellen met de tijd van Noach. Net als in zijn tijd lijkt de wereld om ons heen in toenemende mate in de grip van chaos en verwarring te verkeren. De mensen zoeken naar macht, naar controle, naar tijdelijke vreugde in plaats van naar diepe rust en vrede. Wij leven in een tijd waarin er veel nadruk ligt op vooruitgang, technologie, materieel gewin en individualisme. Net als in de tijd van Noach worden wij geconfronteerd met de verleiding om te geloven dat wij ons eigen lot kunnen bepalen, dat wij zelf onze "god" kunnen zijn.

De vooruitgang die wij als samenleving boeken, lijkt in veel opzichten goed, maar er is ook een schaduwzijde: de nadruk op eigenbelang, de groeiende kloof tussen arm en rijk, de verdeling in de maatschappij, en het verlies van verbondenheid met de natuur en het hogere. Wij zijn steeds meer gefocust op wat wij hebben en wat wij kunnen verkrijgen, maar verliezen tegelijkertijd het besef van wat werkelijk van waarde is. In plaats van te leven vanuit vrede en rust, lijken wij vast te zitten in de eindeloze ratrace van het leven. Wij maken steden, technologieën en culturen die misschien wel reiken naar de hemel, maar vaak ontbreekt de fundering van wijsheid en ethiek die hen standhoudt.

Er is een dringende behoefte aan een hernieuwde verbinding met onze diepste waarden, die verder gaat dan de oppervlakkige materiële wereld. Het leven in deze tijd lijkt ons uit te dagen, net als de tijd van Noach, om onze keuzes zorgvuldig te overdenken en ons af te vragen: wat is ons doel? Leven wij voor een groter goed, of zijn wij simpelweg meegesleurd in de maalstroom van onze eigen verlangens?

De roep van Noach om te wandelen met God, in de stilte van onze eigen gedachten en gevoelens, wordt in deze tijd bijna verstikt door de druk van de wereld. Maar wij geloven dat de wereld, hoe chaotisch en snel hij ook lijkt, nog steeds de ruimte biedt voor diezelfde stille rust die Noach vond. In de hectiek van de moderne tijd kunnen wij altijd besluiten om even stil te staan, te reflecteren en onszelf de vraag te stellen: waar zoeken wij werkelijk naar? De tijd van Noach leert ons dat er altijd ruimte is voor diegenen die bereid zijn om, ondanks de wereld om hen heen, trouw te blijven aan de rustige roep van de Schepper.

Deel 2: Het zal zijn als in de dagen van Noach

Jezus zei dat Zijn komst zou zijn zoals in de dagen van Noach. Dit deel van het boek onderzoekt de overeenkomsten tussen de tijd van Noach en onze eigen tijd, met een focus op de geestelijke, morele en technologische veranderingen die onze wereld beïnvloeden.

Net als in de tijd van Noach zien we vandaag de dag een wereld die vervalt in zonden, met vervagende morele grenzen. In Genesis 6:5 wordt beschreven hoe de slechtheid van de mens groot was, wat ook onze samenleving weerspiegelt, waarin Gods normen steeds meer verworpen worden. Seksuele immoraliteit en het afnemen van stabiele gezinsstructuren ondermijnen de samenleving, net zoals in Noachs tijd.

Jezus verbond de dagen van Noach met die van Lot, waarin ongecontroleerde lust en seksuele revolutie het leven bepaalden (Lucas 17:26-30). Vandaag zien we dezelfde afname van morele normen, waarbij huwelijk en gezinsleven steeds minder heilig worden geacht. Dit leidt tot maatschappelijke problemen zoals jeugdcriminaliteit en een afnemende moraal.

Zoals in Noachs tijd, is er ook vandaag de dag een periode van genade. De deur van genade is nog open, maar zal niet voor altijd open blijven. Jezus is de enige weg naar redding en de Ark van Veiligheid. De vraag is: zullen we de uitnodiging aannemen voordat het te laat is?

De voorbereiding ligt in het herkennen van de tekenen en het handelen naar Gods oproep tot bekering. Gods geduld is niet eeuwig, maar zolang de deur van genade openstaat, kunnen we ons veiligstellen in Jezus Christus.

Hoofdstuk 15: De dagen van Noach…

In Mattheüs 24:36-39 waarschuwt Jezus ons over Zijn tweede komst, die Hij vergelijkt met de dagen van Noach: “Zoals de dagen van Noach waren, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn. Want zoals ze bezig waren in de dagen voor de zondvloed met eten, drinken, trouwen en ten huwelijk geven, tot op de dag waarop Noach de ark binnenging, en het niet merkten, totdat de zondvloed kwam en hen allen wegnam, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn.”

Met deze woorden benadrukt Jezus de onwetendheid en onverschilligheid die de mensen in de tijd van Noach kenmerkte. Ze waren zo verdiept in hun dagelijkse bezigheden dat ze geen oog hadden voor het naderende oordeel. Dit is niet slechts een beschrijving van het verleden, maar ook een waarschuwing voor de toekomst. De geestelijke, morele en sociale kenmerken van de dagen van Noach zullen ook kenmerkend zijn voor de tijd vlak voor de wederkomst van Christus. In deze periode zullen de twee grootste problemen zijn: onwetendheid en onverschilligheid.

De mensen in Noachs tijd negeerden de waarschuwingen van God en gingen door met hun leven zonder zich bewust te zijn van de ernstige gevolgen die hen te wachten stonden. Deze houding wordt door Jezus als een directe vergelijking gebracht met de situatie die de wereld zal kennen voor Zijn terugkeer. Net zoals de mensen toen het oordeel niet opmerkten, zullen veel mensen in de laatste dagen onvoorbereid zijn en geen besef hebben van het naderende oordeel van God.

Jezus zegt in vers 37: “Zoals het was in de dagen van Noach, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn.” Dit betekent dat de wereld, op het moment dat Jezus terugkeert, in dezelfde geestelijke toestand zal verkeren als die in de tijd van Noach. De mensen zullen zich bezighouden met dagelijkse activiteiten zoals eten, drinken, trouwen en gezinnen stichten, maar de waarheid van Gods oordeel zal hen niet bereiken. Dit weerspiegelt een samenleving die steeds meer in zichzelf gekeerd is, met weinig besef van de geestelijke realiteit en de urgentie van bekering en voorbereiding voor de wederkomst van Christus.

Jezus’ woorden zijn een waarschuwing voor ons allemaal: in de laatste dagen zal de wereld niet alleen onwetend zijn over de tekenen van het komende oordeel, maar ook onverschillig. Dit wordt weerspiegeld in de afname van ethische normen, de groeiende verslaving aan materialisme, en de ontkenning van het spirituele belang van het leven. Het lijkt wel alsof de mensen in onze tijd steeds minder geïnteresseerd raken in de diepere waarheden van het leven, terwijl ze zich steeds meer verliezen in de vergankelijkheden van deze wereld.

De boodschap van Jezus is duidelijk: de dagen van Noach dienen als een waarschuwing voor ons. Zoals de mensen in die tijd onwetend en onverschillig waren, zo kan het ook voor ons zijn als we niet waakzaam blijven. De tijd om te reageren op Gods genade is nu, terwijl de deur van redding nog openstaat. Net zoals de zondvloed onverwacht kwam, zo zal het oordeel van God ook plotseling komen. Het is tijd om onze levens te onderzoeken, onze zonden te belijden en ons vertrouwen volledig in Jezus Christus te stellen, de enige weg naar redding.

De vraag die ons wordt gesteld, is dezelfde als in de tijd van Noach: zullen we luisteren naar de waarschuwing en ons voorbereiden op de komende storm, of zullen we doorgaan met ons leven in onwetendheid en onverschilligheid, totdat het te laat is.

Hoofdstuk 16: Seculiere filosofieën en de verwerping van Gods Waarheid

In Genesis 6:5-6 lezen we: “En God zag dat de boosheid van de mens groot was op de aarde, en elke voorstelling van de gedachten van zijn hart was alleen maar kwaad, de hele tijd. En het berouwde de HEERE dat Hij de mens had gemaakt op de aarde, en het verdrietig was Hem in Zijn hart.”

Deze verzen tonen de morele en geestelijke verdorvenheid van de mens vóór de zondvloed. De mensen waren niet alleen moreel vervallen, maar ze probeerden de samenleving te vormen door middel van goddeloze filosofieën. Net zoals een pottenbakker de klei vormt, vormden de mensen hun ideeën en levenswijze naar hun eigen verlangens, zonder rekening te houden met God.

De mensen in Noachs tijd probeerden hun samenleving te vormen door middel van goddeloze filosofieën. Ze maakten zonden modieus en trachtten de maatschappij naar hun eigen wensen te modelleren. Dit komt overeen met de seculiere filosofieën die vandaag de wereld domineren, waarin de Bijbelse waarheid wordt ontkend en vervangen door menselijke redeneringen.

Vandaag de dag zien we dezelfde tendens: de waarheid van Gods Woord wordt verworpen, en er komt ruimte voor vreemde doctrines en goddeloze ideeën, zelfs binnen kerken die ooit stevig in de Bijbel stonden. Een voorbeeld van deze tendens is de acceptatie van de theologische stromingen die de Bijbelse visie op huwelijk en seksualiteit herzien. In sommige kerken die vroeger strikt vasthielden aan de traditionele interpretatie van het huwelijk als een verbond tussen één man en één vrouw, zien we nu steeds vaker dat deze leerstellingen verwateren. Sommige kerken hebben openlijk homoseksualiteit geaccepteerd en stellen dat het huwelijk tussen mensen van hetzelfde geslacht ook onder Gods zegen valt, wat in strijd is met duidelijke Bijbelse teksten zoals Genesis 2:24 ("Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en zij zullen tot één vlees zijn.") en Lev. 18:22 ("U zult niet liggen met een man zoals men met een vrouw ligt; dat is een gruwel").

Deze verschuivingen worden vaak gepresenteerd als vooruitgang en inclusiviteit, maar ze vormen een afwijzing van de objectieve waarheden die in de Schrift worden onderwezen. Dit laat zien hoe zelfs kerken die vroeger stevig in de Bijbel stonden, in toenemende mate worden beïnvloed door culturele trends en sociale druk, waardoor ze vreemde doctrines omarmen die hun wortels niet in Gods Woord hebben.

Secularisme heeft wereldwijd invloed, vooral in het onderwijs, de wetenschap en de kunsten. Het heeft geleid tot een afwijzing van Bijbelse waarheden en normen, en christenen die vast blijven houden aan deze waarheid worden steeds vaker gemarginaliseerd. De samenleving staat nu toe dat Bijbelgetrouwe christenen openlijk worden bespot en gediscrimineerd.

Net zoals in de dagen van Noach, proberen de mensen vandaag de dag een samenleving te creëren zonder rekening te houden met God. Dit leidt tot morele verwarring en chaos, waarbij zonden niet alleen geaccepteerd, maar vaak zelfs verheerlijkt worden.

De dagen van Noach waren dagen van morele verval, waar mensen hun eigen filosofieën boven Gods waarheid stelden. Vandaag de dag staan we voor dezelfde uitdaging. Als gelovigen moeten we standvastig blijven in onze overtuigingen en vasthouden aan de waarheid van Gods Woord. Zoals Noach moeten we een getuigenis zijn in een wereld die zich verzet tegen God.

We worden in de Bijbel voortdurend opgeroepen om ons leven te bouwen op de stevige fundamenten van Gods Woord en het evangelie van Jezus Christus. In een wereld die steeds veranderende stromingen van denken en valse leringen voortbrengt, is het van essentieel belang dat we ons niet laten meeslepen door de geest van deze tijd. Paulus waarschuwt ons in Efeziërs 4:14-15: "Opdat wij niet meer kinderen zouden zijn, die heen en weer geslingerd worden en door elke wind van leer worden meegevoerd, door de bedrieglijke sluwheid van de mensen, door hun sluwheid in het bedriegen van de waarheid. Maar laten wij, door de waarheid in liefde, in alles opgroeien tot Hem die het hoofd is, namelijk Christus."

Paulus herinnert ons eraan dat de verleiding om mee te gaan met de stromingen van de wereld een constante uitdaging is. Valse leringen en de sluwheid van de mensen kunnen ons proberen weg te trekken van de waarheid. Maar in plaats van ons te laten meeslepen, roept hij ons op om stevig te blijven staan in de waarheid van het evangelie, ons leven in liefde en trouw op te bouwen, en te groeien in Christus, het fundament waarop alles moet rusten. In Hem vinden we de stabiliteit die nodig is om niet te worden geslingerd door de winden van de wereld, maar te leven in de zekerheid van Gods Woord.



Hoofdstuk 17: Technologische prestaties en wetenschappelijke ‘vooruitgang’

Hoewel we de dagen van Noach vaak als primitief beschouwen, waren ze wetenschappelijk geavanceerd. Genesis 4:17 vertelt ons dat Kaïn steden bouwde, wat wijst op grote stedelijke ontwikkeling. In Genesis 4:22 zien we dat mensen metaalbewerking beoefenden, wat betekent dat ze gereedschappen en machines maakten. Dit was een industriële revolutie, vergelijkbaar met de technologische vooruitgang die we vandaag zien. De mens probeerde een kunstmatig paradijs te creëren met zijn verstand en wetenschap, net zoals wij nu bezig zijn met genetische manipulatie en kunstmatige technologieën.

De tijd van Noach kende een combinatie van seculiere filosofieën die de waarheid verwierpen en wetenschappelijke vooruitgang die de mensen verder van God afbracht. De tijd van Noach was gekarakteriseerd door een combinatie van seculiere filosofieën die de waarheid verwierpen, en wetenschappelijke vooruitgang die de mensen verder van God afbracht. In die periode kozen de mensen ervoor om hun eigen weg te volgen, waarbij ze de waarheid van God onderdrukten en de wetten van de Schepper negeerden. Dit is precies wat Paulus beschrijft in Romeinen 1:18-25:

"Want de toorn van God wordt geopenbaard vanuit de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van de mensen, die de waarheid in ongerechtigheid onderdrukken. Want wat van God gekend kan worden, is hun bekend; God Zelf heeft het hun immers geopenbaard. De dingen van Hem die onzichtbaar zijn, worden sinds de schepping van de wereld uit Zijn werken gekend en doorzien, namelijk Zijn eeuwige kracht en Zijn Goddelijkheid, zodat zij niet te verontschuldigen zijn. Hoewel zij God kennen, hebben zij Hem niet als God verheerlijkt of gedankt, maar zij zijn verdwaasd in hun overwegingen en hun onverstandig hart is verduisterd. Terwijl zij zich uitgaven voor wijzen, zijn zij dwaas geworden, en hebben zij de heerlijkheid van de onvergankelijke God vervangen door een beeld dat lijkt op een vergankelijk mens, op vogels, op viervoetige en op kruipende dieren. Daarom heeft God hen in de begeerten van hun hart overgegeven aan de onreinheid, zodat zij hun lichamen onder elkaar onteren. Zij hebben de waarheid van God vervangen door de leugen en het schepsel vereerd en gediend boven de Schepper, Die te prijzen is tot in eeuwigheid. Amen."

Dit gedeelte uit Romeinen benadrukt hoe de mensen, ondanks hun kennis van God, ervoor kozen om Hem niet te verheerlijken en te danken. Ze vervingen de waarheid van God door menselijke redeneringen en afgoderij, wat leidde tot morele en geestelijke verdorvenheid. Net zoals in de tijd van Noach, zagen we een samenleving die de waarheid verwerpt en haar eigen normen en waarden boven die van God stelt, wat uiteindelijk leidde tot Gods oordeel.

Deze tekenen zijn ook in onze tijd zichtbaar, waar de technologische vooruitgang vaak ten koste gaat van geloof, moraliteit en ethiek. De mensen in Noach' tijd waren onwetend en onverschillig tegenover Gods waarschuwingen, en de samenleving vandaag de dag lijkt steeds meer dezelfde kenmerken te vertonen.

Denk aan hoe God Noach instrueerde om de ark te bouwen. Het was een technisch wonder: 137 meter lang – langer dan een voetbalveld – 45 meter breed, drie verdiepingen hoog en 13,5 meter hoog. Maritieme experts bevestigen dat de afmetingen van de ark vergelijkbaar waren met die van moderne grote zeeschepen. De ark was gebouwd om de grootste storm in de geschiedenis te weerstaan – en deed dat ook. De dagen van Noach waren een tijd van technologische vooruitgang.

Kijk eens naar onze eigen tijd. De generatie van mijn vader begon met paard en wagen en eindigde met de splijting van het atoom. Wetenschap en technologie hebben de grenzen zo ver opgerekt dat we nauwelijks nog verbaasd zijn. Tegenwoordig zijn wetenschappers bezig met genetische manipulatie, waarbij ze proberen de genetische samenstelling van de mens te veranderen.

We lezen over een nieuwe technologie waarbij een minicomputer onder de huid wordt geïnjecteerd: de “Digitale Engel”. Deze implantaten maken het mogelijk altijd je identiteit bij je te dragen voor elektronische handel. Wereldwijde satellieten kunnen je tot op enkele meters volgen. De computer wordt aangedreven door je spierbewegingen en vormt een samensmelting van mens en machine. Wetshandhaving kan criminelen volgen; artsen kunnen je vitale functies monitoren en problemen vaststellen voordat jij het merkt. In een samenleving zonder contant geld zal zo’n implantaat een handig middel tot controle worden… In Openbaring 13:16-17 lezen we over een toekomstig systeem waarin mensen gedwongen worden een merk te ontvangen, "op hun rechterhand of op hun voorhoofd", zodat ze kunnen deelnemen aan de economie: "zodat niemand zou kunnen kopen of verkopen, dan degene die het merk heeft, namelijk de naam van het beest of het getal van zijn naam." Deze passage schetst een beeld van controle over de mensheid, waarbij alleen degenen die het merk ontvangen toegang hebben tot de noodzakelijke middelen om te kopen en verkopen. In een samenleving waar contant geld niet meer bestaat, zou een technologisch implantaat een handig middel kunnen zijn om deze controle uit te oefenen. Het idee van een dergelijk systeem sluit nauw aan bij de waarschuwing in Openbaring, waarin de economische en sociale toegang van mensen volledig afhankelijk wordt van hun naleving van een centraal systeem.

"De dagen van Noach waren gekarakteriseerd door seculiere filosofieën en wetenschappelijke vooruitgang. In onze tijd zien we dezelfde tendens: technologie en filosofieën die de samenleving vormgeven, maar die mensen steeds verder van God afbrengen. Jezus waarschuwde dat Zijn komst zou zijn zoals in de dagen van Noach (Matt. 24:37-39) – en we bevinden ons nu opnieuw in diezelfde tijd."

Hoofdstuk 18: Sociale plagen

Het derde kenmerk van de dagen van Noach waren de sociale plagen die de samenleving teisterden. Ondanks de vooruitgang in wetenschap en technologie, had men geen utopie bereikt. De sociale orde was in verval, en de aarde was vervuld van geweld. In Genesis 6:11-13 lezen we dat "de aarde verdorven was voor God", en dat de aarde “gevuld was met geweld”. Dit was de reden waarom God besloot de mensheid te oordelen. Het gewelddadige karakter van die tijd is duidelijk, en het lijkt wel of de dagen van Noach op onze tijd beginnen te lijken.

In onze eigen tijd ervaren we ook een verschuiving naar gewelddadigheid en chaos. De afgelopen decennia zijn gekarakteriseerd door voortdurende conflicten, oorlogen en politieke onrust in verschillende delen van de wereld. Waar de twee wereldoorlogen de vorige eeuw domineerden, zien we nu een nog bredere verscheidenheid aan gewelddadige conflicten, zoals kleinschalige oorlogen, burgeroorlogen en opstanden die overal plaatsvinden, van het Midden-Oosten tot Oost-Europa en Afrika. Het geweld is niet beperkt tot deze regio’s, maar heeft zich verspreid naar andere delen van de wereld, waar we steeds vaker geconfronteerd worden met terrorisme, gewelddadige extremisme en georganiseerde misdaad die de samenleving ontwrichten.

Zelfs in landen die ogenschijnlijk in vrede leven, nemen de vormen van geweld toe, zoals massale schietpartijen, cyberaanvallen, en radicalisering. Oorlogsmisdaden en de wijdverbreide impact van vluchtelingencrises hebben de wereld veranderd. Het geweld in stedelijke gebieden, van ganggeweld tot extreemrechtse en extremistische aanslagen, blijft toenemen. Het aantal moorden stijgt in veel landen, en georganiseerde misdaad, zoals drugskartels en mensenhandel, heeft zelfs grotere invloed dan sommige nationale overheden. De globalisering van technologie heeft ook de verspreiding van haat en geweld vergemakkelijkt, waardoor de wereld nog meer verbonden is in haar conflicten en crises.

Tijdens en na de coronaperiode zijn sociale spanningen, extremisme en geweld sterk toegenomen. De pandemie veroorzaakte wereldwijde onzekerheid, economische achteruitgang en isolatie, wat leidde tot meer huiselijk geweld, radicalisering en sociale onrust. De lockdowns verergerden de kloof tussen sociale en economische klassen, waardoor extremistische ideeën sneller verspreidden. De coronamaatregelen fungeerden als katalysator voor een escalatie van wereldwijde conflicten en geweld, die de maatschappelijke stabiliteit verder ondermijnden.

De geest van geweld lijkt niet alleen te groeien, maar ook genormaliseerd te worden in onze samenleving, net zoals in de dagen van Noach.

Genesis 4:23-24 beschrijft Lamech, een man die zegt: “Ik heb een man gedood voor mijn verwonding, en een jongeman voor mijn pijn.” Hier wordt de geest van wraak en geweld geïntroduceerd, en Lamech is het prototype van de samenleving die vervuld is van geweld. Wraak en het idee van oneindige vergelding waren diepgeworteld in de cultuur van Noach's tijd, en hetzelfde geldt voor onze wereld van vandaag.

Sinds de jaren 1960 is het aantal gewelddadige misdaden wereldwijd sterk gestegen, en de afgelopen jaren lijkt deze trend zich nog te versnellen. In veel stedelijke gebieden zijn mensen steeds voorzichtiger geworden en durven 's avonds kun huizen niet meer te verlaten. De samenleving heeft ons geleerd om alert te zijn op criminele elementen, maar tegelijkertijd worden er steeds meer stemmen opgeroepen om de straffen te versoepelen en criminelen meer kansen te geven op rehabilitatie. Dit heeft geleid tot overvolle gevangenissen en een toenemende bezorgdheid over de capaciteit van het rechtssysteem om effectief te reageren. Daarnaast zien we dat in sommige gevallen traditionele waarden, zoals die binnen de geloofsgemeenschappen, steeds meer onder druk komen te staan. Zij worden vaak als achterhaald beschouwd en krijgen de druk om zich aan te passen aan de moderne tijd, maar door deze compromissen verliezen ze hun invloed in de samenleving en hun vermogen om richting te geven in een wereld die steeds meer op zoek is naar antwoorden.

Daarnaast is er sinds de jaren 90 een dramatische stijging van tienerzelfmoorden, met een toename van 200%. Het lijkt wel of de samenleving niet in staat is om jonge mensen de nodige emotionele steun te bieden. De chaos in scholen, waar tegenwoordig metalen detectiepoorten nodig zijn om wapens tegen te houden, is een direct gevolg van de toename van geweld en desorganisatie.

Hoofdstuk 19: Seksuele immoraliteit

Verder, net zoals in de dagen van Noach, zien we een toenemende afname van traditionele gezinsstructuren. Genesis 6:1-2 beschrijft hoe de zonen van God vrouwen uitzochten en zich vermengden met hen, wat leidde tot de afname van morele normen. In de tijd van Noach leidde dit tot een toename van polygamie, een instelling die de maatschappij verder destabiliseerde. Lamech, een ander voorbeeld van deze tijd, introduceerde polygamie (Genesis 4:19), wat een breuk betekende met Gods oorspronkelijke plan van één man voor één vrouw.

In onze tijd zien we een vergelijkbare trend. In de tijd waarin wij leven is er een groeiende tendens van "second love" en soortgelijke relaties die vaak gezien worden als een vorm van overspel of ontrouw, maar ook als een reflectie van de veranderende opvattingen over relaties en huwelijken in de moderne samenleving. Het kan worden gezien als een vorm van polygamie in de zin dat iemand tegelijkertijd verbonden is met twee partners, maar zonder de formele erkenning of wettelijke status die bij traditionele polygamie hoort. In plaats van openlijk meerdere partners te hebben, gebeurt dit vaak in het geheim of onder de noemer van een ‘verhouding’ naast het bestaande huwelijk.

Deze ontwikkelingen weerspiegelen de veranderende kijk op relaties en huwelijk in de hedendaagse samenleving. Veel mensen kijken minder naar monogamie als een onveranderlijk ideaal en zoeken naar alternatieven die hen meer persoonlijke vrijheid of vervulling bieden, soms zonder de maatschappelijke gevolgen van polygamie in de traditionele zin. Het gebruik van technologie, zoals datingapps of platforms voor geheime relaties, heeft deze trend verder versterkt.

Het huwelijk, dat ooit werd gezien als heilig en duurzaam, is tegenwoordig een vluchtig instituut, en echtscheiding is niet langer iets om je voor te schamen. In Nederland ligt het percentage huwelijken dat strandt (echtelijke scheidingen) de laatste jaren rond de 30% tot 40% van alle huwelijken. Dit betekent dat ongeveer 1 op de 3 tot 4 huwelijken eindigt in een scheiding.

Er zijn een aantal factoren die van invloed kunnen zijn op het percentage scheidingen, zoals de veranderingen in sociale normen, de grotere mate van individualisme in de samenleving, en de toegenomen acceptatie van scheidingen.

De afname van stabiele gezinnen heeft bijgedragen aan de toename van jeugdcriminaliteit en de afnemende moraal in onze samenleving. Dit alles wijst op een samenleving die uit elkaar valt, net zoals in de dagen van Noach.

De overeenkomsten tussen de tijd van Noach en de onze zijn alarmerend. Geweld, onrecht en het verval van sociale normen zijn overal om ons heen, en de tekenen wijzen op een samenleving die rijp is voor oordeel. Jezus waarschuwde ons dat de dagen van zijn terugkeer zouden zijn zoals de dagen van Noach, en het is duidelijk dat we ons in die tijd bevinden.

Denk vandaag aan sociale plagen. Denk vandaag aan de misdaad tegen het ongeboren leven, kleine baby's. Nu hebben we iets dat "partiële geboorte-abortus" wordt genoemd, waarbij een baby bijna volledig wordt geboren, alleen het hoofd blijft nog in het geboortekanaal. Dan wordt er een schaar in de basis van de schedel van dat kind gestoken, en wordt er een katheter gebruikt om de hersenen uit het hoofd te zuigen, zodat het hoofd instort. De baby, 90% geboren, wordt dan geboren, dood, dood bij de geboorte.

In de dagen van Noach waren er sociale plagen die de wereld verderfelijk maakten, en het is belangrijk te herkennen dat het ook een tijd was van seksuele perversiteit. Genesis 6:5 zegt: "En de HEERE zag dat de slechtheid van de mens op de aarde groot was, en dat al de gedachtespinsels van zijn hart elke dag alleen maar slecht waren." Dit verwijst naar een samenleving waarin de morele grenzen waren overschreden, maar Jezus geeft ons meer inzicht in hoe die dagen waren.

In Lucas 17:26-30 verbindt Jezus de dagen van Noach met die van Lot, waarbij Hij zegt dat beide perioden gekarakteriseerd werden door een levensstijl van ongebonden lust en seksuele revolutie. Zoals in de tijd van Noach, waarin mensen hun dagen vulden met eten, drinken, trouwen en huwelijken sluiten, zo was het ook in de tijd van Lot in Sodom. Sodom is de stad waar de term 'sodomie' vandaan komt, wat verwijst naar seksuele perversie. Sodomie verwijst naar seksuele handelingen die als onnatuurlijk of immoreel worden beschouwd. Sodom was een plaats die door God werd verwoest vanwege haar grote zonden. In de klassieke betekenis wordt het vaak geassocieerd met homoseksuele handelingen, hoewel de Bijbel niet expliciet het gebruik van het woord "sodomie" zelf noemt. Jezus waarschuwt dat net zoals in die tijd, de Zoon des Mensen weer zal komen in een tijd van moreel verval.

Hoe voelde God zich over deze zonden? In Leviticus:13 staat: "Als een man ook ligt met een man, zoals hij ligt met een vrouw, hebben beiden een gruweldaad gepleegd; zij zullen zeker gedood worden; hun bloed zal op hen zijn." Dit geeft duidelijk Gods mening weer over seksuele perversiteit. Hoewel de doodstraf voor deze zonden tegenwoordig niet meer geldt, weerspiegelt het wel de ernst waarmee God deze zonden beschouwt.

In onze tijd zien we de gevolgen van seksuele perversie in de vorm van epidemieën zoals aids en tal van seksueel overdraagbare aandoeningen (Soa's) . God Woord zegt in Romeinen 1:27: "En evenzo hebben ook de mannen de natuurlijke omgang met de vrouw opgegeven, en zijn in wellust voor elkaar ontbrand: mannen doen schandelijke dingen met mannen en ontvangen het gepaste loon voor hun dwaling in zichzelf." De toename van zulke ziekten kan niet alleen gezien worden als het resultaat van medische oorzaken, maar ook als een direct gevolg van het afwijken van Gods plan voor huwelijk en seksualiteit.

De oplossing ligt in het terugkeren naar Gods ontwerp: één man en één vrouw in een verbond van huwelijk. Wanneer we dit principe volgen, zouden veel van de epidemieën die nu de wereld teisteren verdwijnen. Het is duidelijk dat Gods plan voor het huwelijk niet alleen bedoeld is om de samenleving te zegenen, maar ook om ons te beschermen tegen de destructieve gevolgen van (seksuele) zonden.

Deze moraliteit, die we vandaag de dag zien op veel plaatsen in de wereld, is een directe weerspiegeling van wat er gebeurde in de dagen van Noach. Wanneer mensen zonden beginnen te rechtvaardigen, zegt God eenvoudigweg: "Oké, ik geef jullie over." In Romeinen 1:24-28 wordt dit duidelijk. God gaf de mensen over aan hun eigen zonden omdat ze Zijn wetten veracht hadden. De geest van de zonde wordt doorgevoerd, en de natuurlijke orde wordt omgekeerd. Wat begon als een persoonlijke zonde, werd uiteindelijk een sociaal probleem dat een hele samenleving aangreep.

Het is belangrijk om te begrijpen dat wanneer mensen zeggen "ik ben zo geboren", ze in werkelijkheid aangeven dat hun verlangens uit een verdorven en zondig hart komen. Dit geldt niet alleen voor seksuele zonden, maar voor elke zonde – of het nu gaat om geweld, dronkenschap of diefstal. De Bijbel leert ons dat we als zondaars geboren worden, maar dat we een nieuwe geboorte nodig hebben in Christus om uit de macht van zonde te komen.

Daarnaast hebben we te maken met de invloed van de media en de cultuur, die deze zonden verheerlijken en proberen te normaliseren. Het is een uitdaging voor ouders die hun kinderen willen beschermen tegen deze destructieve invloeden. In plaats van de waarheid te zoeken en deze zonden te confronteren, wordt de boodschap vaak gegeven: "Als je het niet leuk vindt, zet het dan uit." Maar de waarheid is dat we niet kunnen ontsnappen aan de morele en geestelijke vervuiling die om ons heen is.

Hoofdstuk 20: Individualisme en egoïstische welvaart

De dagen van Noach en Sodom staan in de Bijbel niet alleen bekend om hun seksuele immoraliteit, maar ook om een andere, even diepgewortelde zonde: de egoïstische welvaart die de samenleving verhinderde om zich te verbinden met haar diepere, spirituele roeping. Deze welvaart, die leek te bloeien in de welgestelde, zorgeloze levens van de mensen, bracht een diepe scheiding met zich mee tussen hen die zich in hun eigen overvloed bevonden en de arme, de lijdende, de behoeftige. In Sodom, zoals ook in de tijd van Noach, was de verwaarlozing van de zwakken en het overmatig genieten van persoonlijke welvaart het fundament van de sociale en morele ondergang.

Ezechiël 16:49-50 biedt een scherpe diagnose van de zonden van Sodom: “Zie, dit was de ongerechtigheid van uw zuster Sodom: trots, overvloed van voedsel en zorgeloze rust had zij met haar dochters. De hand van de arme en de behoeftige ondersteunde zij echter niet. Zij verhieven zich en deden een gruweldaad voor Mijn aangezicht. Daarom deed Ik hen weg, zodra Ik het gezien had.” Het beeld dat hier geschetst wordt, is niet alleen van moreel verval, maar ook van een egoïstische welvaart die de samenleving in haar greep hield. De mensen waren zo vervuld van hun eigen succes en comfort dat ze geen oog hadden voor de noden van anderen. Ze leefden in een zelfgenoegzame bubbel van materialisme en zelfverheerlijking, terwijl de armen en behoeftigen buiten hun zorgenveld vielen.

Deze concentratie op het eigen welvaren – op bezit, gemak, luxe en het streven naar een zorgeloos leven – werd niet alleen in Sodom zichtbaar, maar is evenzeer kenmerkend voor de moderne samenleving waarin wij leven. Net als in de tijd van Noach, waar de mensen hun dagen vulden met eten, drinken, trouwen en genieten zonder te letten op de tekenen van hun eigen zonden, wordt de wereld vandaag de dag gekarakteriseerd door een vergelijkbare levenshouding: de obsessie met persoonlijke welvaart, zonder oog voor de bredere menselijke verantwoordelijkheid. Dit egoïstische streven naar welvaart, waarbij de nadruk ligt op materieel bezit, economische succes en de bevrediging van persoonlijke verlangens, heeft geleid tot een breuk in de sociale en ethische fundamenten van de samenleving.

In onze tijd lijkt de welvaart als het ware een god geworden. Het is een cultuur geworden die waarden zoals winst, succes en status verheerlijkt, terwijl de onderliggende morele verantwoordelijkheden worden genegeerd. Het economisch belang van een individu of bedrijf lijkt vaak belangrijker dan het welzijn van de gemeenschap als geheel. De welvaart van de ene groep gaat vaak ten koste van de kwetsbaren in de samenleving: de armen, de vluchtelingen, de gehandicapten. De gapende kloof tussen rijk en arm, die zich overal ter wereld uitbreidt, weerspiegelt precies wat er in de tijd van Noach en Sodom gebeurde.

De egoïstische welvaart die in de dagen van Sodom floreerde, werd gekenmerkt door trots en overdaad. De mensen gaven weinig om de noden van anderen, omdat ze zich slechts bezighielden met hun eigen luxe. In een maatschappij die draait om de zogenaamde 'self-made man' of vrouw, wordt succes vaak gezien als het enige doel, en dit succes wordt gemeten aan de hoeveelheid geld, bezit of status die men heeft verworven. Maar juist deze zelfgenoegzaamheid zorgt ervoor dat we ons verliezen in onze eigen wereld en de verantwoordelijkheid voor anderen verwaarlozen. Net zoals in de dagen van Sodom, wordt de welvaart in onze tijd vaak misbruikt om egoïstische verlangens te vervullen, zonder rekening te houden met de lijdenden.

In dit alles schuilt een groot gevaar: wanneer we ons te veel richten op onze eigen welvaart, verliezen we de verbinding met de wereld om ons heen. We raken verstrikt in een web van materialisme en consumentisme, waarbij het goede leven niet meer wordt gemeten aan waarden zoals mededogen, gerechtigheid en solidariteit, maar aan de hoeveelheid dingen die we bezitten. Dit heeft verstrekkende gevolgen voor onze maatschappelijke structuren. Een samenleving die zijn morele kompas verliest door het uitblijven van zorg voor de armen en de behoeftigen, zakt onvermijdelijk in de chaos die het zelf creëert. En zoals de zonden van Sodom, die als een stank de hemel bereikten, zal ook de morele verval van onze samenleving uiteindelijk leiden tot verwoesting.

Het gevaar van egoïstische welvaart is niet alleen het verlies van moreel besef, maar ook de scheve verdeling van middelen. De rijken worden rijker, de armen worden armer, en de middenklasse wordt steeds meer onder druk gezet. Deze verdeeldheid schept niet alleen sociale onrust, maar ook geestelijke chaos. In een samenleving waar welvaart het hoogste doel is, wordt het zorgen voor elkaar een verwaarloosde deugd. Als de nadruk ligt op het individualistische streven naar rijkdom en succes, worden gemeenschappelijke waarden zoals solidariteit, zorg voor de ander en rechtvaardigheid steeds minder belangrijk.

De zonden van egoïstische welvaart hebben dus niet alleen invloed op de menselijke relaties, maar ze weerspiegelen ook de geestelijke leegte die ontstaat wanneer de ziel van de samenleving zich van God afwendt en zich richt op materiële zaken. We zien dan dat de samenleving zichzelf voorbijloopt, verworpen door haar eigen verlangen naar rijkdom, tot ze, net als Sodom, haar eigen ondergang tegemoet gaat.

De dagen van Noach, en in het bijzonder de zonden van Sodom, leren ons dat we niet in slaap mogen vallen door de schijnbare voorspoed van de wereld om ons heen. Wanneer we oog hebben voor onze eigen welvaart, moeten we ons tegelijkertijd de vraag stellen: wat gebeurt er met degenen die buiten ons zicht vallen? Hoe kunnen wij de behoeftigen ondersteunen, de zwakken helpen en gerechtigheid bepleiten in een wereld die steeds meer op zichzelf gericht is? De profetieën van de Bijbel, van Noach tot Sodom, roepen ons niet alleen op om waakzaam te zijn voor de zonden van de wereld, maar ook om actief te zoeken naar manieren om een deel van de oplossing te zijn, door ons leven niet alleen in welvaart en gemak te richten, maar door trouw te blijven aan God, door Zijn liefde en zorg voor anderen na te volgen.

Wanneer wij ons bewust worden van de gevaren van egoïstische welvaart en de morele consequenties van deze levenshouding, kunnen we, net als Noach, een andere weg kiezen. Het is een weg van trouw, waakzaamheid en zorg voor de ander. In plaats van te leven voor eigen gewin, kunnen we de weg volgen die leidt naar een samenleving van gerechtigheid, liefde en zorg, die haar welvaart niet verliest in zelfzucht, maar deelt met anderen. Dit is de les die we uit de dagen van Noach moeten trekken: de keuze om trouw te blijven aan God en de ander te dienen, zelfs te midden van de verleidingen van egoïstische welvaart.



Hoofdstuk 21: De afwijzing van Gods Woord

In de dagen van Noach werd de waarschuwing van God over het naderende oordeel door de meeste mensen niet serieus genomen. Noach was niet alleen een bouwer van de ark, maar ook een prediker van gerechtigheid (2 Petrus 2:5). Zijn boodschap van bekering en oordeel was helder, maar de mensen in zijn tijd weigerden te luisteren. Dezelfde afwijzing van Gods roep zien we ook vandaag de dag.

De situatie in de tijd van Noach wordt in de Bijbel duidelijk geschetst. God zelf zegt in Genesis 6:13: "Daarom zei God tegen Noach: Het einde van alle vlees is voor Mijn aangezicht gekomen, want de aarde is door hen vervuld met geweld; en zie, Ik ga hen met de aarde te gronde richten." Ondanks de duidelijke waarschuwing van God bleef de meerderheid van de mensen in hun zonden en in hun dagelijkse bezigheden. Ze waren zo verstrikt in hun eigen levensstijl — trouwen, eten, drinken, en werken — dat ze de boodschap van God negeerden.

Als Noach vandaag de dag in de media zou verschijnen, zou hij waarschijnlijk worden afgebeeld als een fanatieke, achterhaalde figuur die niet de vooruitgang van de moderne samenleving begrijpt. Mensen zouden hem afschrijven als iemand die niet het "echte probleem" van de tijd begrijpt, zoals de uitdagingen van de samenleving, de economie, of de ecologische problemen. De boodschap die Noach bracht, zou waarschijnlijk belachelijk worden gemaakt, zoals een groot gedeelte van de mensheid vandaag de dag de waarschuwingen van Gods woord vaak negeren.

Dit patroon van afwijzing komt echter niet alleen uit de tijd van Noach. Het herhaalt zich in onze eigen tijd. De waarschuwingen in de Bijbel over het oordeel dat komt, worden vaak met minachting behandeld. In Mattheüs 24:37-39 zegt Jezus:Zoals de dagen van Noach waren, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn. Want zoals ze bezig waren in de dagen voor de zondvloed met eten, drinken, trouwen en ten huwelijk geven, tot op de dag waarop Noach de ark binnenging,en het niet merkten, totdat de zondvloed kwam en hen allen wegnam, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn." Net zoals de mensen in Noachs tijd niet geloofden dat er iets zou gebeuren, zo zien wij vandaag de dag hetzelfde ongeloof. En Paulus schrijft het zo in zijn briefje aan de Thessalonisenzen: “Maar wat de tijden en de gelegenheden betreft, broeders, is het voor u niet nodig dat men u schrijft. Want u weet zelf heel goed dat de dag van de Heere komt als een dief in de nacht. Want wanneer zij zullen zeggen: Er is vrede en veiligheid, dan zal een onverwacht verderf hun overkomen, zoals de barensweeën een zwangere vrouw, en zij zullen het beslist niet ontvluchten. Maar u, broeders, bent niet in duisternis, zodat die dag u als een dief zou overvallen.” ( 1 Thess. 5:1)

Er is een urgentie in Gods boodschap, die steeds sterker moet doorklinken in onze eigen tijd. In 2 Korintiërs 6:1-2 zegt Paulus: "En als medearbeiders van God roepen wij u er ook toe op de genade van God niet tevergeefs ontvangen te hebben. Want Hij zegt: In de tijd van het welbehagen heb Ik U verhoord, en op de dag van het heil heb Ik U geholpen. Zie, nu is het de tijd van het welbehagen, zie, nu is het de dag van het heil!" De tijd om te reageren op Gods oproep is nu, niet later. Het is een waarschuwing die we niet mogen afwijzen, zoals de mensen in Noachs tijd dat deden.

De dagen van Noach waren gekarakteriseerd door ongeloof en afwijzing van de waarschuwingen van God. Ook vandaag de dag zijn er talloze tekenen van ongeloof in de wereld, en het lijkt alsof steeds meer mensen zich afsluiten van de boodschap van redding door de Heere Jezus. Net zoals de mensen in Noachs tijd geloofden dat alles "altijd zo is geweest" (zie 2 Petrus 3:3-4), denken velen vandaag de dag dat er geen reden is om zich zorgen te maken over Gods oordeel.

Maar God spreekt nog steeds door Zijn woord. Hij heeft ons de Schrift gegeven, en door de Bijbel worden we gewaarschuwd voor de gevaren van zonde en ongeloof. Net zoals Noach een boodschap van hoop en redding bracht, is het evangelie vandaag de dag nog steeds een boodschap van hoop voor degenen die willen luisteren en zich bekeren.

De afwijzing van Gods waarschuwing leidt uiteindelijk tot oordeel. Zoals in de tijd van Noach, toen de zondvloed kwam en de mensen die niet luisterden aan hun ondergang ten prooi vielen, zo zal er ook een oordeel komen voor degenen die de oproep tot bekering en geloof negeren. Dit is een ernstig onderwerp, maar het is ook een boodschap van hoop: er is altijd een weg naar redding voor degenen die zich tot God keren.

De tijd van Gods geduld is niet oneindig. In de tijd van Noach was er een periode van genade, waarin de ark werd gebouwd en de mensen de gelegenheid hadden om zich te bekeren. Maar toen de deur van de ark eenmaal gesloten was, was het te laat.

Vandaag de dag hebben we de kans om ons hart te openen voor Gods oproep. We mogen niet in de valkuil vallen van de mensen in Noachs tijd, die hun tijd vulden met hun eigen bezigheden en de waarschuwingen van God afwezen. De deur van de genade staat nog open, maar deze zal niet voor altijd open blijven. We moeten klaar zijn om te luisteren en ons om te keren naar God.

Hoofdstuk 22: Plotselinge paniek

Het laatste kenmerk van de dagen van Noach was plotselinge paniek. Terwijl het dagelijkse leven doorging – mensen aten, dronken, trouwden, en alles leek normaal – brak het oordeel van God plotseling in. In het Nieuwe Testament worden de dagen van Noach als een waarschuwing gebruikt voor de onverwachte komst van het oordeel aan het einde der tijden: "Want u zelf weet heel goed dat de dag des Heren zal komen als een dief in de nacht. Wanneer zij zullen zeggen: 'Vrede en veiligheid!' dan komt er plotseling verderf over hen, zoals de barensweeën over de zwangere vrouw, en zij zullen niet ontkomen." (1 Thes. 5:2-3). De woorden benadrukken de onvermijdelijkheid van het oordeel en de snelheid waarmee het zal komen, vergelijkbaar met de dagen van Noach, waar de mensen niets bemerkten totdat het oordeel over hen kwam. Dit is een onmiddellijke, allesomvattende gebeurtenis die de hele aarde zou treffen. Op dat moment was er geen waarschuwing meer, geen tijd om te ontsnappen. Het oordeel was onherroepelijk.

Misschien begon de dag rustig, met de zon die opkwam en de lucht helder was. Misschien begon de lucht zich langzaam te vullen met donkere wolken. Maar toen het oordeel kwam, gebeurde het in een oogwenk. De wind begon te huilen, de hemel opende zich, en water begon uit de aarde te stromen. Terwijl Noach met zijn familie in de ark stapte, sloot God de deur. Dit was niet een gewone deur, maar de deur van genade die gesloten werd. De mensen die Noach hadden bespot, die hadden gelachen om zijn waarschuwingen, klopten bij wijze van spreken nu op de deur van de ark, smekend om binnen te mogen komen. Maar het was te laat. De tijd van genade was voorbij.

Stel je voor dat een klein jongetje, voor de regen begon, naar zijn vader ging en vroeg: “Papa, weet je die gekke Noach die een grote boot bouwt? Hij zei dat God de wereld gaat vernietigen met iets dat een vloed heet. Wat is een vloed?” De vader, die als kind ook had gelachen om Noach, zou antwoorden: “Maak je geen zorgen, jongen. Het is gewoon een religieuze fanatiekeling. Toen ik klein was, zei mijn vader hetzelfde over Noach.” De ironie is dat dezelfde spot die hun ouders hadden gevoeld, de kinderen nu zouden ervaren. Ze zouden de waarschuwingen van Noach, net als hun ouders, in de wind slaan.

De vergelijking met de dagen van Noach is duidelijk: mensen lachen en spotten met de waarschuwingen van God, denken dat alles wel goed zal komen. Maar net als toen, zal het oordeel plotseling komen, zonder waarschuwing, en de tijd voor berouw zal voorbij zijn. De deur zal sluiten en niemand zal meer kunnen ontsnappen. Het oordeel komt wanneer men het het minst verwacht.

Maar, er is een heilig maar ook in de tijd waarin wij nu leven: Het Woord van God: er is een ark van veiligheid, en Zijn naam is Jezus. Als je je vertrouwen op Hem stelt, zal Hij je veranderen en je onbeschrijflijke vreugde geven. Het kan kosten met zich meebrengen, maar zoals Noach de ark verliet met de aarde geërfd, zo zal jij als meerderheid de zegeningen van God ontvangen. Het loont om Jezus te dienen. Als je nog niet gered bent, maak dan nu je redding in orde. Jezus is de ark van veiligheid, en Hij kan elk moment terugkomen, zoals in de dagen van Noach.

Er is een diepe, heilige waarheid die zowel in de tijd van Noach als vandaag geldt: er is een ark van veiligheid, en Zijn naam is Jezus. In de dagen van Noach was de ark de enige manier om het oordeel van God te ontsnappen, maar het was ook een teken van Gods genade. Terwijl de wereld zich overgaf aan corruptie en geweld, gaf God Noach de kans om de ark te bouwen, een toevluchtsoord van genade voor iedereen die wilde ontsnappen aan het oordeel. Vandaag is er opnieuw een ark, en die is niet van hout, maar van genade – en de naam van die Ark is Jezus Christus.

Hoofdstuk 23: De Ark van veiligheid: Jezus onze Redder

In de tijd van Noach was er slechts één weg naar redding: de ark. De genade van God werd zichtbaar in het feit dat Hij een manier voorzag voor Noach en zijn gezin om het oordeel te ontlopen. Evenzo is Jezus Christus vandaag de enige weg naar redding. In Johannes 14:6 zegt Jezus: "Ik ben de weg, de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij." De genade van God wordt aan ons aangeboden door de Heere Jezus, die de uiteindelijke Ark van Veiligheid is, waarin we kunnen schuilen.

Noach bouwde de ark volgens Gods instructies, maar hij had die opdracht niet verdiend; het was een daad van genade van God. Evenzo, als we het reddend werk van de Heere Jezus aanvaarden, ontvangen we niet wat we verdienen – we ontvangen genade. Hij kwam niet voor de rechtvaardigen, maar voor de zondaren (Mat. 9:13). Hij bood Zichzelf aan als de ultieme redding, niet omdat wij het verdienen, maar uit liefde en genade.

Het vertrouwen in de Heere Jezus is niet alleen een kwestie van redding van het oordeel, maar het is een uitnodiging tot verandering. Wanneer we ons vertrouwen op Hem stellen, ontvangen we meer dan alleen vergeving van zonden; we ontvangen de genade van een vernieuwd leven. In 2 Korinthiërs 5:17 lezen we: "Daarom, als iemand in Christus is, is hij een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, zie, alles is nieuw geworden."

Deze verandering is de vrucht van Gods genade. Genade is niet alleen een offer dat ons redt, maar ook een kracht die ons verandert. Het is door genade dat wij kunnen groeien in heiligheid, vreugde en liefde voor God. Hij neemt ons aan zoals we zijn, maar Hij laat ons niet hetzelfde. Hij verandert onze harten en levens, en dit is een bron van onbeschrijflijke vreugde.

Net zoals het voor Noach kostte om de ark te bouwen, zo kost het ook ons om Hem te volgen, Zijn voetstappen te drukken. Zijn genade, is gratis, maar Hem volgen vereist een offer: Het kost je je (oude) leven. Het vereist dat we ons oude leven opgeven, onze zonden achter ons laten, en bereid zijn om voor Hem te leven. Mattheüs 16:24 zegt: "Als iemand achter Mij wil komen, laat hij zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen."

Dit lijkt misschien zwaar, maar de genade van God is het meer dan waard. Het is een genade die ons bevrijdt van de slavernij van de zonde en ons de vreugde van Gods nabijheid schenkt. De zegeningen die Noach ontving toen hij de ark verliet – de nieuwe aarde, vrij van het oordeel – zijn een beeld van de zegeningen die wij ontvangen als we Hem volgen. Hoewel het pad van genade offers kan vereisen, is de uiteindelijke beloning een eeuwige vreugde in Gods aanwezigheid.

Zoals in de dagen van Noach, wanneer de deur van de ark sloot en de redding alleen beschikbaar was voor degenen die geloofden, zo zal de genade van God niet voor altijd beschikbaar zijn. De tijd is kort, en we moeten onze redding in orde maken voordat het te laat is. Johannes 14:6 herinnert ons eraan dat de Heere Jezus de enige Weg is: "Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven." Geen andere weg biedt redding. De deur naar genade is nog open, maar die deur zal ooit sluiten, zoals de deur van de ark sloot. Hij zal terugkomen om te oordelen, maar ook om degenen die in Hem geloven en op Zijn genade vertrouwen, in Zijn eeuwige koninkrijk te brengen.

Als je nog niet gered bent, is vandaag de dag om je redding in orde te maken. Hij is niet alleen de Ark van Veiligheid, maar Hij is ook de Redder die ons oproept om naar Hem toe te komen. Hij heeft het werk van redding al volbracht. Het enige wat wij hoeven te doen, is in geloof de redding van Jezus aanvaarden. Efeziërs 2:8-9 zegt: "Want uit genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf, het is een gave van God; niet uit werken, opdat niemand zou roemen."

De ark is nog open. De uitnodiging is nog geldig. Neem de stap om je vertrouwen in Jezus te stellen en ontvang de genade die redding brengt, en de vreugde die door Hem wordt gegeven.

De oproep in de dagen van Noach was eenvoudig: "Kom in de ark!" De oproep vandaag is niet anders: "Kom tot Jezus!" Hij is de enige Ark van Veiligheid, de enige weg naar redding. En deze redding is een gave van genade. Maak vandaag je redding in orde, want de genade van God is nu beschikbaar, en de deur van redding zal niet altijd open blijven. Christus is onze Ark, en in Hem is alle veiligheid, vrede en vreugde te vinden.

Hoofdstuk 24: Reflectie

Wanneer wij de tekst over Noach en zijn tijd tot ons laten doordringen, worden wij geconfronteerd met een wereld die in verval is, maar ook met de kracht van een individueel geloof dat standhield te midden van chaos en verwarring. De geschiedenis van Noach roept bij ons het gevoel op van verlorenheid, een wereld die ooit was zoals het zou moeten zijn, maar nu gevangen is in een vicieuze cirkel van zonden en conflicten. Hoe vaak ervaren wij niet hetzelfde in de tijd waarin wij leven? De wereld om ons heen lijkt steeds verder af te drijven van de rust en vrede die eens als vanzelfsprekend werden ervaren. We voelen soms de spanning tussen het verlangen naar wat was en het onvermijdelijke besef dat wat is, onze eigen innerlijke strijd weerspiegelt.

Noach was omringd door een wereld die volledig van God was afgedwaald, een wereld waarin morele grenzen werden overschreden en de basis van het menselijk bestaan werd verstoord. Maar te midden van deze chaos, vond Noach de moed om te blijven staan, vastberaden in zijn geloof en gehoorzaamheid. Het is moeilijk om ons een tijd voor te stellen die nog meer in contrast stond met het oorspronkelijke hof, en toch was het in die tijd dat Gods stem klonk. Hoe vaak ervaren wij in onze eigen tijd dat de geluiden van de wereld, met haar technologieën, haar verlangens naar macht en bezit, alles verdoezelen wat werkelijk belangrijk is? De rust die Noach vond, de stille omgang met God, lijkt soms wel een ver verleden.

Wat kunnen wij leren van de stilte van Noach? Zijn leven roept ons op om de vraag te stellen: kunnen wij ook een leven leiden dat wordt gekarakteriseerd door de diepe rust van vertrouwen in God, te midden van een wereld die steeds meer de gebrokenheid van de zonden zichtbaar maakt? De uitdaging die wij hebben, lijkt op die van Noach. Zijn trouw aan God was geen vrijblijvende keuze, maar een vastberadenheid te midden van ongeloof, een overtuiging die zijn leven zou redden. En zo worden wij ook uitgedaagd om onze keuzes te maken in deze tijd, waarin de wereld lijkt weg te drijven van de waarden die ooit de fundamenten vormden van een gezonde samenleving.

In de dagen van Noach was er een enorme kloof tussen de mensen die verder leefden in hun eigen zonden en de weinigen die zich bewust waren van de naderende storm. Dezelfde kloof zien wij vandaag de dag: tussen degenen die zich vastklampen aan de vergankelijke genoegens van de wereld en degenen die zich proberen vast te houden aan wat eeuwig is. De verleiding om te geloven dat we het zelf wel kunnen, dat we zonder God kunnen leven en zelf ons geluk kunnen bepalen, is sterker dan ooit. We zien het in de technologische vooruitgang die ons de illusie van controle biedt. Maar net zoals in de tijd van Noach, is het juist in deze vooruitgang dat we vaak de verbinding met de diepere waarden verliezen, waarden die niet gebouwd zijn op onze prestaties of kennis, maar op de eerbied voor de Schepper.

Wij leven in een tijd waarin het verlangen naar vooruitgang en zelfverwezenlijking de boventoon voert. We creëren technologieën die ons steeds verder van de natuur en van het geestel;ijk leven lijken te trekken. De focus ligt op het verkrijgen van materieel bezit, het zoeken naar succes, maar vaak ontbreekt de fundering van wijsheid en ethiek die onze daden in balans kan brengen. Het lijkt soms alsof we streven naar hoogtes die in werkelijkheid niet stabiel zijn, net zoals de toren van Babel, die symbool staat voor menselijke arrogantie zonder God. In deze wereld van eindeloze mogelijkheden en verwachtingen moeten wij ons afvragen: zijn wij werkelijk op zoek naar wat betekenisvol is, of zijn we simpelweg meegesleurd in de snelheid van het leven?

De wereld die wij vandaag de dag zien, doet niet veel denken aan het oorspronkelijke hof, maar aan de gevallen wereld van Noach, waar de mensen zich vastklampten aan hun eigen wereldbeeld en zonden in plaats van zich te richten op de waarheid van God. Zoals in de dagen van Noach is er vandaag eenzelfde roep tot bekering, een oproep om de stilte van het hart weer te vinden, de plek waar God spreekt. De vraag is of wij die stilte willen horen te midden van de drukte. Er is altijd ruimte voor een stap terug, voor reflectie, voor het zoeken van dieper inzicht in ons leven en in de wereld om ons heen. Het lijkt misschien een onmogelijke taak in deze tijd van onophoudelijke ruis, maar net zoals Noach trouw bleef in een wereld die van God was afgedwaald, kunnen wij de moed vinden om te blijven staan voor wat juist is, voor wat eeuwig blijft.

De roep van Noach om met God te wandelen klinkt door tot in onze tijd. Het leven in een wereld die steeds verder afdwaalt van de waarheid van God, roept ons niet tot passiviteit, maar tot actieve trouw. Dit is de boodschap van Noach voor ons: de storm mag dan komen, maar in God is er veiligheid. De vraag die wij ons moeten stellen is: willen wij zoals Noach wandelen, de storm tegemoet, met het vertrouwen dat de Schepper ons niet zal verlaten?