Christus als Redder én Hoofd
In het Nieuwe Testament wordt Christus niet alleen gepresenteerd als de Redder die door Zijn offer de weg tot verlossing opent, maar ook als het Hoofd van het Lichaam van Christus. Dit dubbele ambt is fundamenteel voor het begrip van de Gemeente. In Kolossenzen 1:18 lezen we:
“En Hij is het Hoofd van het lichaam, namelijk van de gemeente; Hij is het begin, de Eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in alles de eersteling zou zijn.”
Hier wordt duidelijk dat Christus het levende centrum is waaruit het Lichaam zijn leven en bestaan ontvangt. Zijn opstanding is het begin van een nieuw leven dat alle leden van het Lichaam delen.

Ook in Efeziërs 5:23 staat:
“Want de Christus is het Hoofd van de gemeente, en Hij is de Behouder van het lichaam.”
Het woord ‘Behouder’ of ‘Heerster’ geeft aan dat Christus niet slechts een formele positie bekleedt, maar actief zorgt voor, onderhoudt en beschermt. Dit maakt Hem tot een levend, persoonlijk Hoofd dat betrokken is bij elk lid van het Lichaam.

 

Gezag en leiding van Christus
Het gezag van Christus als Hoofd is absoluut en soeverein. Vanuit dit gezag stuurt Hij het Lichaam, geeft leiding en zorgt voor de opbouw en het functioneren van elke gelovige binnen dat Lichaam. In Efeziërs 1:22-23 wordt dit samengevat:
“En Hij heeft alles onder Zijn voeten gesteld en Hem als Hoofd over alles aan de gemeente gegeven, die Zijn Lichaam is, de volheid van Hem, die alles in allen vervult.”
Dit vers benadrukt niet alleen het gezag van Christus over de gehele schepping, maar ook dat Hij als Hoofd is gegeven aan de Gemeente als Zijn Lichaam. De Gemeente is daarom niet zelfstandig of zelfstandig opererend, maar functioneert volledig onder Zijn leiding en afhankelijkheid.

In Kolossenzen 2:10 lezen we bovendien:
“En gij zijt in Hem volmaakt, Die het Hoofd is van alle overheid en macht.”
Deze volheid onderstreept dat Christus in Zijn Hoofdschap niet beperkt is, maar over alle macht beschikt — ook over het Lichaam als zijn gemeente.

 

Christus als het levende Hoofd
Het Hoofdschap van Christus betekent ook dat het Lichaam een organische eenheid is, vergelijkbaar met het menselijke lichaam waarin het hoofd de hersenen bevat en de rest van het lichaam aanstuurt. Zoals een lichaam niet zonder hoofd kan functioneren, zo kan ook de Gemeente niet zonder Christus als Hoofd bestaan. Paulus legt dit beeld uit in 1 Korintiërs 12:12-27, waar hij spreekt over de onderlinge verbondenheid en afhankelijkheid van de leden.

Dit organische verband benadrukt dat Christus niet een afstandelijke heerser is, maar een levend Hoofd dat zijn leden kent, liefheeft en persoonlijk onderhoudt. In Johannes 15:5 zegt Christus zelf:
“Ik ben de wijnstok, gij de ranken. Wie in Mij blijft en Ik in hem, die brengt veel vrucht voort; want zonder Mij kunt gij niets doen.”
Hieruit blijkt duidelijk dat het Lichaam alleen in Hem kan leven en groeien.

 

Geen mens als hoofd van de Gemeente
Belangrijk is dat geen enkel mens het Hoofdschap van Christus mag vervangen of claimen. In Efeziërs 4:15 wordt gesproken over het opgroeien tot Hem, die het Hoofd is, in alles. Dit betekent dat menselijke leiders en ambtsdragers in de Gemeente altijd ondergeschikt zijn aan Christus en dienen te leiden zoals Hij dat wil, in dienstbaarheid en liefde.

Paulus waarschuwt ook tegen menselijke hoogmoed en verdeeldheid in 1 Korintiërs 1:11-13, waar sommige mensen partij kiezen voor Paulus, Apollos of Kefas, terwijl allen in Christus moeten zijn. Dit wijst erop dat het centrale punt altijd Christus zelf moet zijn, en niet een mens als tussenpersoon of hoofd van de Gemeente.

 

Christus’ zorg en liefde voor het Lichaam
Het Hoofdschap van Christus is ook gekenmerkt door zorg en liefde. In Efeziërs 4:15-16 lezen we dat het Lichaam groeit door het gezonde functioneren van alle leden onder leiding van Christus, het Hoofd, die voor de opbouw zorgt:
“...van wie het hele lichaam, tezamengebonden en samengevoegd door alle gewrichten die elk voorzien zijn van de juiste mate van werking, naar de groei van het Lichaam toewerkt tot opbouw van zichzelf in liefde.”
Hieruit blijkt dat het Hoofd zorgt dat ieder lid zijn plaats en functie krijgt, zodat het geheel kan groeien en opgebouwd wordt.

In Handelingen 20:28 beveelt Paulus de oudsten van de gemeente te Efeze om voor het Lichaam te zorgen als herders die waken over het “Lichaam van Christus, dat Hij verworven heeft door Zijn eigen bloed.” Dit geeft een beeld van Christus als een zorgzame Herder, die leiding geeft met liefde en toewijding.

 

Samenvatting
Christus is het Hoofd van het Lichaam: Hij is de levende Redder en het levend Hoofd, die gezag, leiding en zorg geeft. Het Lichaam leeft in organische verbondenheid met Hem, afhankelijk van Zijn kracht en leiding. Geen mens mag Zijn plaats innemen, want alleen Hij is Heer over de Gemeente. De eenheid, groei en opbouw van het Lichaam hangen volledig af van het werk van Christus als Hoofd, en dit vormt de basis van de geestelijke structuur van de Gemeente.