Hoofdstuk 3: Proloog
De God die herschept
Wat als het verhaal van Jona niet in de eerste plaats ging over een profeet op de vlucht, maar over een God die blijft roepen? Wat als het boek Jona minder over rebellie en meer over genade spreekt—over een God die niet ophoudt te spreken, zelfs niet nadat wij zijn stem hebben genegeerd?
In het boek komen we een Jona tegen die worstelt met Gods hart voor de wereld. Zijn probleem is niet met de macht van God, maar met Zijn genade—vooral wanneer die genade zich uitstrekt naar hen die hij veracht.
De Israëlieten koesterden een diepe afkeer jegens de Ninevieten, geworteld in een pijnlijk verleden dat zowel historisch, politiek als religieus geladen was. Ninevé was de hoofdstad van het Assyrische rijk, dat in de oudheid berucht stond om zijn brute overheersing. De Assyriërs voerden wrede militaire campagnes en stonden bekend om hun martelingen, publieke vernederingen van overwonnen koningen en het met geweld deporteren van hele bevolkingsgroepen. In 2 Koningen 17 wordt beschreven hoe Samaria, de hoofdstad van het noordelijke rijk Israël, drie jaar lang belegerd werd en uiteindelijk viel: “Toen viel de koning van Assyrië het hele land binnen, trok op tegen Samaria en belegerde het drie jaar lang” (2 Koningen 17:5). De daaropvolgende ballingschap betekende niet alleen het verlies van land en vrijheid, maar ook een diep trauma dat generaties zou tekenen (vgl. 2 Koningen 18:9–12).
Voor veel Israëlieten was de dreiging van Assyrië geen abstract gevaar, maar een pijnlijke realiteit. Families waren uiteen gerukt, dorpen verwoest, en het gevoel van nationale identiteit ernstig geschokt. De naam ‘Ninevé’ stond daardoor symbool voor angst, verlies en verraad. Het idee dat God genadig zou kunnen zijn voor deze vijand was voor velen ondenkbaar — alsof het lijden van Israël niet serieus genomen werd.
Daarbij kwam dat de Assyriërs religieus gezien een volslagen andere weg gingen. Ze aanbaden goden als Assur en Ishtar, die gepaard gingen met rituelen die voor Israël heiligschennis betekenden.
In Jesaja en Nahum klinkt dan ook vaak de diepe verachting voor Ninevé door. In Jesaja 10:5–19 wordt Assyrië beschreven als “de roede van Mijn toorn”, een instrument dat God gebruikt om Israël te tuchtigen, maar dat zichzelf uiteindelijk zal verheffen in hoogmoed en daarom door God geoordeeld zal worden: “Zal de bijl zich beroemen tegen hem die daarmee hakt?” (Jes. 10:15). Dit toont niet alleen Gods afkeer van de arrogantie van Assyrië, maar ook zijn voornemen om haar te straffen ondanks haar tijdelijke rol in Zijn plan. In het boek Nahum wordt Ninevé vervolgens met name genoemd en fel geoordeeld: “Wee de bloedstad, geheel vol leugen, vol van geweld, het roven houdt niet op” (Nahum 3:1), en verder: “Uw herders sluimeren, o koning van Assyrië... uw volk is verspreid over de bergen, en niemand verzamelt het” (Nahum 3:18). De toon is door en door veroordelend en weerspiegelt zowel morele afwijzing als goddelijke wraak.
Maar dit boek, hoe klein ook, is een spiegel voor iedereen die ooit heeft gedacht te weten wie God zou moeten redden. Jona wordt niet slechts door de buik van een vis heen geleid, maar door de diepten van zijn eigen verzet tegen Gods barmhartigheid. En middenin die reis laat God Zich zien zoals Hij werkelijk is: een pottenbakker die niet alleen vormt, maar ook herschept wanneer het vat mislukt. Daarbij kwam dat de Assyriërs religieus gezien een volslagen andere weg gingen. Ze aanbaden goden als Assur en Ishtar, die gepaard gingen met rituelen die voor Israël heiligschennis betekenden. In profetische teksten zoals die van Jesaja en Nahum klinkt dan ook vaak de diepe verachting voor Ninevé door. Deze stad werd niet alleen gezien als een bedreiging van buitenaf, maar als een geestelijk vervallen plaats die zich met trots en afgoderij verhief boven de God van Israël.
Tot slot zagen de Israëlieten Ninevé als moreel verdorven. Net als Sodom was het een beeld geworden van wat er gebeurt als geweld, hoogmoed en goddeloosheid de boventoon voeren. De profeet Nahum spreekt klare taal wanneer hij de stad typeert als “een stad van bloedvergieten, vol van bedrog en roof” (Nahum 3:1). In die context werd Ninevé niet slechts als een politieke vijand beschouwd, maar als het morele tegendeel van wat Israël zelf geacht werd te zijn: een volk geheiligd voor de HEERE.
Deze historische, religieuze en morele lagen verklaren waarom de roeping van Jona om juist naar deze stad te gaan als een schokkende en zelfs onbegrijpelijke goddelijke opdracht werd ervaren.
Zoals Jeremia beschrijft in Jeremia 18:7–10, heeft de Eeuwige de macht om een volk af te breken of op te bouwen, op grond van hun bekering of hun verzet.
‘Het ene ogenblik spreek Ik over een volk of over een koninkrijk om het uit te rukken, af te breken en te vernietigen. Bekeert zich echter dat volk van zijn kwaad, waarover Ik gesproken heb, dan heb Ik berouw over het onheil dat Ik hun dacht aan te doen. Maar het andere ogenblik spreek Ik over een volk of over een koninkrijk om het te bouwen en te planten. Doet het echter wat slecht is in Mijn ogen door niet naar Mijn stem te luisteren, dan heb Ik berouw over het goede dat Ik gezegd had hun te zullen doen.’
Jona, Amos en Jeremia spreken in dezelfde adem: Gods handelen met de gojim—de heidenvolken—is niet willekeurig, maar berust op hetzelfde morele principe dat ook op Israël wordt toegepast. Bekering opent de deur tot genade. Dat gold voor Nineve. Dat geldt voor ons.
En dan horen we opnieuw de woorden: Het Woord van de HEERE kwam voor de tweede keer tot Jona… Die tweede keer is geen voetnoot, maar een venster. Hier openbaart zich een God die opnieuw spreekt, opnieuw roept, opnieuw zendt—niet omdat Jona veranderd is, maar omdat God weigert op te geven.
Hoofdstuk 3 van het beok Jona is eigenlijk het tweede begin. Een begin dat niet rust op menselijke prestaties, maar op goddelijke volharding. Een begin waarin een heidense stad luistert, een teruggekeerde profeet gehoorzaamt, en Gods barmhartigheid zich toont als sterker dan oordeel.
Wie is deze God die zelfs Nineve spaart?
Misschien is dat wel de diepste vraag van het boek Jona.
En misschien is dat de vraag waar we allemaal mee moeten beginnen.
Vers 1-2: Een nieuw begin: de tweede kans
Het boek Jona opent met een oproep. God richt zijn woord tot de profeet:
‘Het woord van de HEERE kwam voor de tweede keer tot Jona: Sta op, ga naar de grote stad Ninevé en predik tegen haar de prediking die Ik tot u spreek.’
En ditmaal gehoorzaamt Jona. Het is een tweede begin. Een herhaalde roeping. Een nieuwe mogelijkheid.
Wat soms onopgemerkt blijft, is dat de God die schept, ook herschept. Hij is niet alleen de Maker van beginmomenten, maar ook van herstelmomenten. De pottenbakker van Jeremia 18 hervormt het mislukte vat en maakt er iets nieuws van (Jer. 18:4). Dezelfde handen die het eerste boetseerden, zijn ook de handen die herscheppen. Dit is de hoop van elke gelovige: dat mislukking niet het laatste woord heeft.
In het Nieuwe Testament zien we dit principe terug. Wie in Christus is, is een ‘nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen’ (2 Kor. 5:17). Paulus benadrukt dat deze vernieuwing uit God Zelf komt.
Jona’s tweede kans is niet slechts een tweede kans om te weten wat juist is, maar om het ook te doen. Van het kennen van de waarheid naar het leven in waarheid. Geestelijk inzicht moet vrucht dragen in gehoorzame daden.
Gods tweede kansen zijn niet willekeurig. Ze worden aangeboden aan wie zich tot Hem wenden in geloof. De uitnodiging gaat eerst naar Israël (Rom. 1:16), maar strekt zich uit tot alle volken. Zelfs Nineve – een stad die symbool staat voor goddeloosheid – ontvangt de mogelijkheid tot verzoening. Dit is de diepste openbaring van Gods karakter in Jona: Hij is “genadig en barmhartig, lankmoedig en groot van goedertierenheid” (Jona 4:2).
Op het eerste gezicht zijn de overeenkomsten van Gods roepen in hoofdstuk 1 en hoofdstuk 3 treffend, maar bij nader inzien onthult het kleine verschil een diepere laag. In hoofdstuk 1 introduceert de tekst de profeet formeel, als Jona, de zoon van Amitai, wat belangrijk is voor identificatie. In hoofdstuk 3 is die introductie overbodig: we kennen Jona inmiddels — niet alleen zijn naam, maar zijn vlucht, zijn angst, zijn gebed, zijn redding.
Wat wél toegevoegd is, zijn de woorden: 'voor de tweede keer'. Hier schuilt de kern: God is de God van het tweede begin. Ondanks Jona’s vlucht en falen spreekt de HEERE opnieuw. Niet minder krachtig. Hetzelfde Woord, dezelfde opdracht, maar deze keer klinkt het in het hart van een man die door de dood heen tot leven is gebracht.
Het levende Woord
De uitdrukking “Het Woord van de HEERE” verdient bijzondere aandacht. In het Hebreeuws staat hier davar YHWH — het Woord van Jehova. Sommige vertalingen kiezen ervoor om “Woord” met een hoofdletter te schrijven, en dat is geen louter stilistische keuze. In zowel de rabbijnse traditie als de christelijke theologie heeft het Woord een persoonlijke, bijna belichaamde betekenis gekregen.
In dit licht is het opmerkelijk dat niet slechts een stem Jona bereikte, maar de Aanwezigheid Zelf. Wat tot Jona kwam waren niet slechts woorden, maar de ontmoeting met de Levende God — de HEERE, bij Zijn eigen Naam: JHWH, de HEERE.
"En het Woord is vlees geworden…" (Johannes 1:14)
In In het evangelie van Johannes wordt dit goddelijke Woord geopenbaard als de Messias. Zo zien we dat het patroon van Gods spreken — eerst in de Hebreeuwse geschriften, later in de komst van de Heere Jezus — altijd op verzoening en herschepping gericht is.
Het patroon van zonde, oordeel, geloof en herstel is niet uniek voor Jona. Het weerspiegelt de weg die God met alle mensen gaat: een weg van herschepping. Zoals Jeremia schrijft:
‘Zie, als de klei in de hand van de pottenbakker, zo bent u in Mijn hand, huis van Israël.’ (Jeremia 18:6)
Jona was geestelijk gebroken, maar niet afgeschreven. God begon opnieuw met hem, net zoals Hij dat doet met ieder die zich tot Hem wendt. In het Nieuwe Testament lezen we:
‘Daarom, als iemand in Christus is, is hij een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie, alles is nieuw geworden.’ (2 Kor. 5:17)
Het tweede begin van Jona staat model voor de wedergeboorte en geloof. Het Woord komt opnieuw, en het verandert niet alleen ons denken — het vraagt om nieuwe daden, een vernieuwd leven.
Tot slot is het goed te beseffen: Gods herschepping is niet vrijblijvend. Jona moest opstaan en gaan. Zijn vernieuwing was niet bedoeld als een innerlijke verlichting zonder gevolgen, maar als voorbereiding op gehoorzaamheid in de wereld.
En dat is ook ons pad. In de woorden van 2 Korintiërs 5:18:
‘En dit alles is uit God, Die ons met Zichzelf verzoend heeft door Jezus Christus, en ons de bediening van de verzoening gegeven heeft.’
Gods tweede kans — Zijn nieuwe begin — is universeel in reikwijdte, maar niet automatisch voor iedereen. Hij wordt aangeboden aan Jood én heiden, aan Israël én Nineve, maar de voorwaarden blijven gelijk: gehoorzaamheid en geloof in de Messias. Wie zich verhardt, verliest deze kans. Wie zich overgeeft, wordt herschapen.
Wanneer we het tweede begin van Jona lezen door de bril van Paulus’ latere brieven, herkennen we de diepte van Gods genade in een nieuwe laag. Niet alleen wordt Jona geroepen tot gehoorzaamheid na zijn falen — hij wordt zelfs ingeschakeld in Gods heilsplan voor anderen. Dat is ook het hart van Paulus’ boodschap: genade transformeert ons niet alleen tot nieuwe mensen, maar rust ons toe voor een bediening.
In Efeze 2:8-10 schrijft Paulus:
“Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God; niet uit werken, opdat niemand zou roemen. Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus om goede werken te doen, die God van tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen.”
Dit sluit naadloos aan bij Jona’s roeping "voor de tweede keer". Het herscheppende werk van God is geen passieve genade; het is bedoeld om de ontvanger tot gehoorzaamheid en vruchtbaarheid te brengen. God herschept — niet slechts om ons te herstellen, maar om ons opnieuw in Zijn dienst te stellen.
Ook in Titus 3:4-5 klinkt dit tweede begin door:
“Maar toen de goedertierenheid van God, onze Zaligmaker, en Zijn liefde tot de mensen verschenen is, heeft Hij ons zalig gemaakt — niet op grond van werken van rechtvaardigheid die wij gedaan zouden hebben, maar naar Zijn barmhartigheid, door het bad van de wedergeboorte en de vernieuwing door de Heilige Geest.”
Jona's ervaring in de buik van de vis is als een voorafbeelding van dit bad van wedergeboorte: door de dood heen naar het leven, van ongehoorzaamheid naar roeping, van angst naar vruchtbaarheid. Paulus herinnert zijn lezers eraan dat deze vernieuwing niet optioneel is — het is het fundament van christelijk leven en dienst.
Tot slot benadrukt Paulus in 2 Timoteüs 2:21:
“Als dan iemand zichzelf reinigt van deze dingen, zal hij een voorwerp zijn voor eervol gebruik, geheiligd, nuttig voor de Heere, voor elk goed werk geschikt gemaakt.”
Jona werd geheiligd — niet door zijn eigen kwaliteiten, maar door Gods genadevolle ingrijpen. Hij werd opnieuw bruikbaar gemaakt. Dat is precies wat God ook in ons wil doen: herscheppen tot instrumenten van verzoening en genade.
Vers 3: Drie dagen: de omvang van Nineve
‘Toen stond Jona op en ging naar Ninevé, overeenkomstig het woord van de HEERE. Ninevé was een geweldig grote stad, van drie dagreizen doorsnee.’ (Jona 3:3)
De stad Nineve wordt beschreven als zo groot dat het drie dagen duurt om er doorheen te reizen. Dit is een opmerkelijke verklaring die bij veel bijbelgeleerden vragen oproept over de historische en geografische juistheid van het boek Jona. De gedachte dat een enkele stad een afstand van drie dagen zou beslaan, lijkt aanvankelijk onlogisch of ongeloofwaardig. Toch zijn er verschillende manieren waarop deze passage te begrijpen is, en ze bieden inzicht in zowel de culturele als de taalkundige context van de tijd.
In de tijd van Jona waren stadsmuren onmisbaar voor de bescherming van grote steden. Nineve, als hoofdstad van het machtige Assyrische rijk, had indrukwekkende verdedigingswerken, mogelijk met poorten, torens en een uitgestrekte omtrek. In Jona 3:3 lezen we dat de stad “van drie dagreizen” was. Deze uitdrukking roept vragen op, maar hoeft niet letterlijk te worden opgevat. In de culturele context van het oude Nabije Oosten kon een bezoek aan een stad drie dagen in beslag nemen: een dag om binnen te komen en de juiste mensen te ontmoeten, een dag voor de eigenlijke boodschap, en een dag om te vertrekken. Ook kan het betekenen dat de stad inclusief haar buitenwijken zó uitgestrekt was, dat het drie dagen kostte om haar volledig te doorkruisen.
Archeologische studies wijzen uit dat Nineve waarschijnlijk een omtrek had van 13 tot 15 kilometer. Gezien de dichtheid van bebouwing en de breedte van de buitengebieden is het voorstelbaar dat Jona inderdaad drie dagen nodig had om zijn boodschap overal te verkondigen. Tegelijk zou de uitdrukking ook symbolisch kunnen zijn: in het Hebreeuws werd “drie dagen” soms gebruikt om iets groots of indrukwekkends aan te duiden, zonder dat een exacte afstand bedoeld werd. In dat licht wijst de beschrijving eerder op de overweldigende indruk die de stad maakte, dan op geografische precisie.
Ook latere geschriften, zoals een tekst uit 1210 na Christus die Nineve noemt als een stad die men in drie dagen doorkruist, bevestigen dat dit beeld lang is blijven hangen. Het wijst op de blijvende indruk van Nineve’s omvang en betekenis.
Maar er is ook een diepere laag. De nadruk op “drie dagen” verwijst theologisch naar het patroon van dood en opstanding. Jona verbleef drie dagen in de buik van de vis voordat hij nieuw leven ontving — een voorafschaduwing van Christus, die na drie dagen opstond uit de dood (Mattheüs 12:40). Zo wordt ook Nineve, een stad op het randje van ondergang, een mogelijkheid tot vernieuwing geboden. De symboliek van de drie dagen spreekt van oordeel én genade: God geeft ruimte tot bekering, zelfs voor een stad die bekendstaat om haar geweld en zonden. De omvang van Nineve onderstreept de reikwijdte van Gods barmhartigheid — een genade die verder reikt dan grenzen, muren en verwachtingen.
Vers 4: De reis naar Nineve en de verkondiging van Jona
‘En Jona begon de stad in te gaan, één dagreis. Hij predikte en zei: Nog veertig dagen en Ninevé wordt ondersteboven gekeerd!’
In Jona 3:4 arriveert Jona in Nineve en begint hij zijn boodschap: de stad zal binnen veertig dagen (!) worden omvergeworpen. Dit vers roept belangrijke vragen op over de tijd en de omstandigheden van Jona’s reis en de onmiddellijke bekering van de Ninevieten. We zien een diepere laag die de vraag oproept: Wat betekent het dat de Ninevieten onmiddellijk reageerden op de boodschap van een buitenlandse profeet? Wat laat dit zien over wie God is en hoe Hij met de wereld omgaat?
De reis naar Nineve
Jona's reis naar Nineve was zeker geen korte tocht. De stad lag ver verwijderd van Israel, mogelijk ongeveer 1.000 kilometer van Joppe, een havenstad die vaak wordt geassocieerd met de vertrekpunten van reizen naar het oosten. De route zelf was waarschijnlijk een lange, moeizame tocht via land. Jona was op een missie die niet alleen fysiek moeilijk was, maar ook geestelijk en moreel zwaar. Hij moest naar een heidense stad gaan om een boodschap van oordeel te brengen aan mensen die hun zonden niet kenden. De reis naar Nineve laat zien dat God ons soms roept om dingen te doen die we moeilijk vinden en ons naar plekken stuurt waar we eigenlijk niet naartoe willen.
De afstand tussen Joppe en Nineve laat zien hoe lang en zwaar Jona’s opdracht was. Het ging niet alleen om de kilometers, maar ook om de moeite die het hem kostte om weer naar God te luisteren. Jona’s reis was niet alleen een reis over land, maar ook een reis in zijn hart — een weg van verandering en gehoorzaamheid.
Eén dag die alles verandert
Het vers zegt dat Jona één dag door de stad trok en zijn boodschap bracht. Wat betekent die “één dag”? Sommige Joodse uitleggers denken dat dit symbolisch is: Jona bereikte slechts een deel van de stad, maar zijn woorden hadden meteen effect. Anderen zeggen dat hij meteen begon te prediken en de mensen zo snel reageerden, dat zijn boodschap direct diepe indruk maakte. Hoe dan ook, het laat zien hoe krachtig Gods woord is — zelfs als het komt van iemand als Jona, en zelfs na één dag.
De snelheid van de bekering van de Ninevieten
De reactie van de Ninevieten is misschien wel het meest verrassende deel van het boek Jona. Zonder dat er veel uitleg wordt gegeven over wie God is, reageren ze meteen op Jona’s korte en eenvoudige boodschap: “Nog veertig dagen, en Nineve wordt omgekeerd!” (Jona 3:4). Wat volgt is opmerkelijk: de mensen geloven God, roepen een vasten uit en bekeren zich collectief, van de gewone burgers tot aan de koning (Jona 3:5-6). Dit roept de vraag op hoe een volk dat de God van Israël niet kende, zich zo snel kon bekeren. En wat zegt dat over wie God is?
Een antwoord vinden we in Jesaja 65:1, waar God zegt: ‘Jesaja 65:1 Ik ben gezocht door hen die naar Mij niet vroegen. Ik ben gevonden door hen die Mij niet zochten.’ Dit vers maakt duidelijk dat God Zich openstelt voor mensen buiten Israël, zelfs als zij Hem niet actief zoeken. De bekering van Nineve laat zien dat Gods genade zich uitstrekt tot alle volken. Hij spreekt, en mensen horen — zelfs als ze geen voorkennis van Hem hebben.
Dit moment in Nineve is een krachtig voorbeeld van hoe God op onverwachte plekken werkt. Het is niet de eerste keer in de Bijbel dat heidenen op Gods stem reageren. Denk aan Melchizedek (Genesis 14:18-20), Ruth de Moabitische (Ruth 1:16), of de magiërs uit het oosten (Mattheüs 2:1-2). In al deze gevallen breekt Gods licht door buiten de grenzen van Israël. Zo wordt ook Nineve, stad van geweld en afgodendienst, een plek waar bekering plaatsvindt — niet door kracht van argument, maar door de kracht van Gods woord.
De Symboliek van het Getal 40
Het getal 40 speelt een belangrijke rol in de Bijbel en heeft een symbolische betekenis die door de hele Schrift heen terugkomt. Het wordt vaak geassocieerd met periodes van beproeving, zuivering en grote verandering.
-
De zondvloed:
"En de regen was op de aarde, veertig dagen en veertig nachten." (Genesis 7:12)
God liet het veertig dagen en nachten regenen als oordeel over de aarde, maar ook als een nieuwe start voor Noach en zijn gezin. -
Mozes op de berg:
"En Mozes was veertig dagen en veertig nachten daar bij de HEERE, zonder brood te eten en water te drinken." (Exodus 34:28)
Tijdens deze periode ontving hij de wet — een moment van geestelijke voorbereiding en openbaring. -
De Israëlieten in de woestijn:
"Veertig jaar lang leidde Ik u in de woestijn; uw kleren zijn niet versleten, en uw schoenen zijn aan uw voeten niet versleten." (Deuteronomium 29:5)
Een periode van loutering, afhankelijkheid van God en voorbereiding op het binnengaan van het beloofde land. -
Elia’s reis naar de berg Horeb:
"Hij stond op, at en dronk, en liep door de kracht van die spijs veertig dagen en veertig nachten tot aan de berg van God, de Horeb." (1 Koningen 19:8)
Een weg van terugtrekking, ontmoeting met God en hernieuwde roeping. -
Jezus’ verzoeking in de woestijn:
"En nadat Hij veertig dagen en veertig nachten had gevast, kreeg Hij ten slotte honger." (Mattheüs 4:2)
Voorafgaand aan Zijn openbare bediening onderging Jezus een periode van beproeving, waarin Hij standhield tegenover de verzoeking van satan. -
Jona’s prediking in Ninevé:
"Nog veertig dagen, en Ninevé wordt omgekeerd!" (Jona 3:4, HSV)
God gaf de stad veertig dagen de tijd om zich te bekeren — een genadetijd voor verandering.
Deze voorbeelden tonen hoe het getal 40 vaak verwijst naar een tijd van overgang, zuivering en geestelijke voorbereiding, waarin God mensen vormt, op de proef stelt of een nieuwe richting in hun leven aangeeft.
De keuze van 40 dagen in Jona is dus niet toevallig. Het was een periode van tijd die de Ninevieten werd gegeven om hun zonden te erkennen en zich tot God te keren.
Nineve komt tot geloof
De bekering van de Ninevieten is een belangrijk moment in de Bijbel. Ondanks dat Nineve een heidense stad was, werd het door Gods boodschap volledig veranderd. Wat opvallend is, is dat de mensen in de stad zich niet alleen tot het geloof kwamen, maar ook hun daden veranderden. Ze kleedden zich in zakken, gingen in het stof zitten en vastten om hun berouw te tonen. Dit laat zien dat waar geloof altijd leidt tot een verandering in levensstijl.
Deze gebeurtenis leert ons dat de kracht van Gods boodschap niet beperkt is tot één volk of tijd. De Ninevieten, die geen Israëlieten waren, luisterden naar Gods oproep tot bekering en veranderden hun leven radicaal. Dit toont dat Gods oproep universeel is, en dat niemand te ver weg is om Zijn genade te ontvangen.
Wat we uit Jona 3 kunnen leren, is de kracht van Gods Woord en hoe Hij Zich aan iedereen openbaart. De snelheid waarmee de Ninevieten tot geloof komen herinnert ons eraan dat Gods genade voor iedereen beschikbaar is, ongeacht wie ze zijn of waar ze vandaan komen. Gods oproep tot bekering blijft krachtig en relevant voor elke generatie.
De bekering van de Ninevieten in Jona 3 biedt een krachtig voorbeeld van de oproep tot bekering en de verandering van levensstijl die Paulus later beschrijft in zijn brieven. In Jona zien we hoe de Ninevieten, na het horen van de boodschap van God, niet alleen tot geloof kwamen, maar ook daadwerkelijk hun gedrag en levensstijl veranderden. Ze rouwden, vastten, en toonden uiterlijke tekenen van berouw, wat een radicale breuk met hun oude leven betekende. Dit weerspiegelt de oproepen van Paulus voor een transformatie die niet alleen geestelijk, maar ook praktisch en zichtbaar is.
In Efeze 4:22-24 schrijft Paulus: “Dat gij de oude mens, die naar de vroegere wandel verderfelijk is door de begeerten der zonde, aflegt en de nieuwe mens aandoet, die naar God geschapen is in ware gerechtigheid en heiligheid.” Dit sluit aan bij de Ninevieten, die hun oude, zondige manieren achter zich lieten en zich bekleedden met een nieuwe, rechtvaardige houding ten opzichte van God. Net als de Ninevieten moesten de Efeziërs hun oude levensstijl afleggen en de nieuwe manier van leven in Christus omarmen.
In Filippensen 3:13-14 zegt Paulus: “Broeders, ik versta mijzelf niet als het al gegrepen hebbende; maar één ding doe ik: vergetende wat achter is, en mij uitstrekende naar hetgeen voor is, jaag ik naar het doel, naar de prijs van de roeping Gods, die van boven is in Christus Jezus.” Dit principe van het achterlaten van het oude om het nieuwe te omarmen, zie je duidelijk terug in de Ninevieten. Ze lieten hun vroegere zonden achter zich en gingen op weg naar een nieuwe relatie met God, net zoals Paulus zijn eigen leven richtte op het hogere doel in Christus.
In Kolossenzen 3:5-10 roept Paulus de gelovigen op: “Doet dan de leden van uw aardse leden af, zoals hoererij, onreinheid, hartstocht, boosheid, boosdoenerij, en de hebzucht, die afgodendienst is.” Hij benadrukt de noodzaak om oude zonden af te leggen en een nieuwe levenswandel in Christus te omarmen, wat in wezen hetzelfde is als de radicale bekering van de Ninevieten. Ze wisten dat hun oude leven niet in overeenstemming was met Gods wil, en dit leidde tot een onmiddellijke verandering in hun gedrag, net zoals Paulus dat van de gelovigen verlangt.
De onmiddellijke bekering van de Ninevieten laat zien dat de oproep van God tot verandering universeel is. Zoals Paulus de gelovigen oproept om hun oude zelf af te leggen en een nieuw leven in Christus te omarmen, zo laten de Ninevieten ons zien wat het betekent om niet alleen van hartsgesteldheid te veranderen, maar ook dat deze verandering zichtbaar wordt in het dagelijks leven.
Vers 5 en 6: Berouw en vergeving: Wat we leren van Nineve
"De mensen van Ninevé geloofden in God. Zij riepen een vasten uit en trokken rouwgewaden aan, van de grootste tot de kleinste onder hen. Toen dat woord de koning van Ninevé bereikte, stond hij op van zijn troon, legde zijn staatsiegewaad af, hulde zich in een rouwgewaad en ging in het stof zitten."
Het verhaal van de bekering van Nineve gaat niet alleen over berouw, maar heeft ook een diepere betekenis die ons uitnodigt om na te denken over wat echte bekering en Gods genade betekenen. In dit verhaal zien we hoe de Ninevieten onmiddellijk hun hartgesteldheid en gedrag veranderden. Ze beseften hun zonden en waren bang voor Gods oordeel. Wat dit verhaal bijzonder maakt, is dat hun bekering niet alleen een innerlijke verandering was, maar ook te zien was in hun daden van rouw en zelfverloochening.
Geloof en actie: De bekering van Nineve
In vers 5 lezen we dat de inwoners van Nineve geloofden in God. Dit was opvallend, omdat zij oorspronkelijk heidenen waren, ver van de Joodse traditie. Wat opvalt, is dat hun geloof hen direct aanzette tot actie. Ze begonnen te vasten en droegen zakken, wat in de Hebreeuwse cultuur symbolen zijn van berouw. Het vasten was een manier om in nederigheid voor God te staan, en het dragen van zakken was een uiterlijke daad van bekering en schuldtoewijding.
De reactie van de koning van Nineve is nog verbazingwekkender. Toen hij hoorde wat Jona zei, geloofde hij ook in God. Deze heidense koning, die een gewelddadige en corrupte natie leidde, begreep de ernst van de situatie. Hij deed zijn koninklijke kleding uit, trok een boetekleed aan en ging in het stof zitten, wat een symbool was van diepe innerlijke verandering. Hij besefte dat zowel zijn zonden als die van zijn volk niet zomaar vergeven konden worden.
De koning gaf een bevel dat de hele natie zich moest bekeren, van de grootste tot de kleinste. Dit toont aan dat de redding van Nineve niet alleen afhankelijk was van de keuzes van individuen, maar van een gezamenlijke reactie op Gods waarschuwing.
De mensen van Nineve waren bekend om hun gewelddadigheid, zowel tegen andere volken als binnen hun eigen land. De profeet Nahum beschreef de stad zelfs als een "stad van bloed" (Nahum 3:1). Dit roept de vraag op waarom ze zo snel tot bekering kwamen. Was het alleen hun bewustzijn van hun zonden, of speelde er meer? Jona's boodschap kwam toen Nineve al leed onder hongersnood en nederlagen. Deze rampen werden gezien als tekenen van Gods oordeel, wat de mensen kwetsbaar maakte. Jona bood hen echter niet alleen een waarschuwing, maar ook de kans op redding door bekering.
Het Hebreeuwse woord "shuv" betekent "omkeren", wat niet alleen een verandering in gedachten betekent, maar eveneens een radicale verandering in gedrag. De Ninevieten toonden dit door niet alleen hun gedachten te veranderen, maar ook hun handelingen te veranderen als bewijs van hun oprechte bekering. Dit geldt voor ons allemaal. De bekering van Nineve toont aan dat iedereen, ongeacht hun achtergrond, in staat is zich tot God te wenden en vergeving te ontvangen.
Parallellen met onze tijd
Het verhaal van Nineve heeft veel overeenkomsten met de situatie in de wereld van vandaag. Net zoals de Ninevieten hun zonden negeerden en de gevolgen ervan ontweken, zien we dat ook in onze tijd. Er is een groeiende tendens om morele grenzen te vervagen, schuld te relativeren en verantwoordelijkheid uit de weg te gaan (vgl. Jesaja 5:20). Veel mensen leven alsof er geen God is, alsof er geen oordeel of waarheid bestaat waaraan zij zich moeten verantwoorden (vgl. Romeinen 1:21–23).
Toch klinkt, net als toen, ook vandaag de roep van God door de wereld: een oproep tot bekering. Een oproep tot het geloof en de Heere Jezus Christus, (Handelingen 17:30). In de onrust van deze tijd — politieke spanningen, morele chaos, ecologische crises en sociale verdeeldheid — weerklinkt de boodschap van Jona als een tijdloos getuigenis. God zendt Zijn Woord niet om te verwoesten, maar om te redden (Ezechiël 33:11; Johannes 3:17). Zijn geduld is geen teken van onmacht, maar van barmhartigheid (2 Petrus 3:9).
Jona's oproep blijft krachtig: het geloof brengt vergeving en nieuwe hoop. Gods verlangen is altijd herstel boven ondergang. Wanneer een volk of individu zich werkelijk keert tot Hem, antwoordt Hij met genade (Joël 2:12–13). De radicale verandering in Nineve toont dat zelfs de meest zondige stad niet buiten het bereik van Gods genade valt (Jona 3:10).
Het grootste inzicht uit dit verhaal is dat God altijd bereid is te vergeven, zolang mensen zich oprecht terugkeren naar Hem (Jesaja 55:6–7). Dit geldt voor Nineve, maar net zo goed voor ons vandaag. Geen cultuur is te verdorven, geen natie te verhard, geen hart te gesloten voor de kracht van Gods Woord. Wat Hij destijds met Nineve deed, wil Hij ook nu doen — in dorpen, steden en harten die bereid zijn te luisteren, te buigen en een nieuw pad te bewandelen (Psalm 51:19; Lukas 15:7).
Vers 7-8: Een stad de knieën voor de Heere God
“En in Ninevé werd op bevel van de koning en zijn rijksgroten omgeroepen: Mens en dier, runderen en schapen, mogen niets eten, niet grazen en geen water drinken. Mens en dier moeten in rouwgewaden gehuld zijn en met kracht tot God roepen. Zij moeten zich bekeren, ieder van zijn slechte weg en van het geweld dat aan zijn handen kleeft.”
In Jona 3:7 gebeurt iets opmerkelijks. De koning van Nineve vaardigt een decreet uit dat zijn hele stad op scherp zet. Niet alleen mensen, van de grootste tot de kleinste, moesten vasten – ook de dieren mochten geen voedsel of water tot zich nemen. Iedereen moest boetekleding dragen, zelfs het vee. Voor ons klinkt dat misschien vreemd, maar in de context van de oudheid, en zeker in de Hebreeuwse cultuur, was dit buitengewoon ingrijpend. Het was meer dan een symbolische daad. Het was een publieke uiting van volledige overgave, van diepe erkenning van schuld, en van het besef dat er geen hoop meer is buiten Gods genade om.
Dat zelfs de dieren betrokken werden bij dit rouw- en boeteproces, roept begrijpelijke vragen op. Dieren zijn immers onschuldig – zij kunnen niet zondigen zoals mensen dat doen. In sommige joodse tradities werd het daarom gezien als een misplaatste maatregel. Toch is het opvallend hoe vaak in de Bijbel het lot van de schepping verbonden wordt aan het gedrag van de mens. Tijdens de zondvloed verdwenen mens en dier samen onder het water (Genesis 7:23). In het offersysteem van Leviticus sterft telkens een onschuldig dier als plaatsvervanger voor de schuldige mens (Leviticus 4:32-35). Psalm 36:7 zegt dat God zowel mens als dier verlost. Daarmee zien we een diepere geestelijke realiteit: de hele schepping zucht onder de gevolgen van menselijke zonde, en verlangt naar verlossing (vergelijk Romeinen 8:20-22). De koning van Nineve lijkt dat intuïtief te hebben aangevoeld. Wanneer Gods oordeel komt, treft het alles wat onder de hemel leeft. Zijn besluit om ook de dieren te betrekken bij het vasten is dan geen vreemde overdrijving, maar een erkenning van de gezamenlijke afhankelijkheid van Gods genade.
Toch gaat het in dit verhaal niet alleen over rouw of angst voor straf. Het centrale woord in de Hebreeuwse gedachte over bekering is šûb, wat letterlijk betekent: terugkeren, omkeren, je van richting veranderen. Bekering is in de Bijbel nooit alleen een gevoel van spijt of verdriet. Het is een besluit dat zichtbaar wordt in gedrag. De mensen van Nineve tonen dat zij hun leven radicaal willen veranderen. Ze rouwen niet alleen in hun hart, ze laten het zien met hun hele lichaam, met hun rituelen, met hun kleding – zelfs hun dieren doen mee. Zo radicaal was hun wending.
De koning zelf geeft hierin het voorbeeld. Hij komt van zijn troon af, legt zijn koninklijke kleding af, trekt een boetekleed aan en gaat in het stof zitten. Hij neemt geen afstandelijke positie in, maar vereenzelvigt zich met zijn volk en zijn schuld. Het doet denken aan het verhaal dat Jezus vertelt over de farizeeër en de tollenaar in Lucas 18. Niet degene die zichzelf rechtvaardigt wordt door God aanvaard, maar degene die zich nederig opstelt en roept om genade. De koning van Nineve laat zien dat ware bekering begint bij een gebroken hart.
Maar dan komt de diepere vraag: op grond waarvan oordeelt God eigenlijk deze stad? Hadden zij wel voldoende kennis van Zijn wetten? De wet van Mozes was immers aan Israël gegeven, niet aan Nineve. Toch maakt de Bijbel duidelijk dat er ook een universele morele wet is – een besef van goed en kwaad dat in het hart van ieder mens ligt. Paulus schrijft in Romeinen 2:14-15 dat mensen uit de volken, ook zonder de wet van Mozes, toch vaak doen wat de wet verlangt, omdat de wet als het ware geschreven is in hun geweten.
“Want wanneer heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen wat de wet zegt, zijn zij, hoewel zij de wet niet hebben, zichzelf tot wet. Zij tonen dat het werk van de wet geschreven is in hun hart. Daar getuigt ook hun geweten van, en hun gedachten onderling beschuldigen of ook verontschuldigen elkaar.”
De mensen van Nineve maar ze wisten dat hun gedrag verkeerd was. Ze kenden het verschil tussen recht en onrecht, tussen barmhartigheid en onderdrukking. En toen het oordeel werd aangekondigd, voelden en wisten ze dat het terecht was – en dat er nog maar één weg was: terugkeren naar de God die oordeelt, maar ook vergeeft.
Het verhaal van Nineve is uiteindelijk een verhaal van hoop. Het toont dat God, hoe ernstig ook Zijn oordeel, altijd genade wil schenken aan wie zich oprecht bekeert. De inwoners van Nineve lieten zich raken. En God, bewogen door hun berouw, liet het aangekondigde oordeel niet doorgaan. Dit is de boodschap van Jona 3: genade is beschikbaar, zelfs voor de grootste zondaren.
-
Ezechiël 18:23 – “Zou Ik enigszins behagen scheppen in de dood van de goddeloze? spreekt de Heere HEERE. Is het niet veelmeer daarin dat hij zich bekeert van zijn wegen en leeft?”
-
Lukas 15:7 – “Zo zal er blijdschap zijn in de hemel over één zondaar die zich bekeert, meer dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen bekering nodig hebben.”
Voor ons vandaag is dat een diepe les. Bekering is geen eenmalig moment van emotie. Het is een wending, een verandering van koers. God verlangt niet alleen ons verdriet over wat verkeerd was, maar ook onze bereidheid om anders te gaan leven. Nineve laat zien dat dit mogelijk is – en dat Gods genade daar op wacht. Het is aan ons of wij, net als zij, bereid zijn om van richting te veranderen, om af te dalen van onze “troon”, en te erkennen dat wij Hem nodig hebben. Want dan geldt ook voor ons: Gods oordeel is reëel, maar Zijn genade is groter.
Genade voor de grootste zondaren
De boodschap van Jona 3 is eenvoudig en diep tegelijk: genade is beschikbaar, zelfs voor de grootste zondaren. De inwoners van Nineve – een heidense, gewelddadige stad – stonden terecht onder het oordeel van God. En toch, toen zij zich bekeerden, zag God hun daden, hun wending van het kwaad, en Hij spaarde hen. Niet omdat zij een recht op vergeving hadden, maar omdat God genadig is voor wie zich werkelijk keert tot Hem (Jona 3:10).
Deze lijn loopt als een rode draad door de hele Schrift en wordt krachtig bevestigd in het getuigenis van Paulus. In zijn eerste brief aan Timoteüs zegt hij:
“Dit is een betrouwbaar woord en alle aanneming waard: dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om zondaars zalig te maken, van wie ik de voornaamste ben.” (1 Timoteüs 1:15)
Paulus noemt zichzelf de grootste van alle zondaren. Als vervolger van de gemeente had hij het evangelie bestreden, maar juist hij werd door God uitgekozen als voorbeeld van Zijn overvloedige genade. In de verzen ervoor schrijft hij:
“Maar ik heb barmhartigheid gekregen, omdat ik het in onwetendheid gedaan heb, in ongeloof. Maar de genade van onze Heere was zeer overvloedig, met geloof en liefde die er zijn in Christus Jezus.” (1 Timoteüs 1:13-14)
Paulus staat in de lijn van Nineve. Beide hadden geen aanspraak op vergeving. Toch werd er genade geschonken, niet vanwege hun verleden, maar vanwege hun bekering en Gods barmhartige karakter. In Romeinen 5:20 zegt Paulus:
“Waar de zonde is toegenomen, is de genade meer dan overvloedig geweest.”
Daarin ligt een diepe troost. Want als zelfs Nineve – een stad die bekendstond om haar slechtheid – genade kon ontvangen, en als zelfs Paulus – een vervolger van de gemeente – vergeving kreeg, dan is niemand buiten het bereik van Gods liefde. Of zoals Paulus zegt in vers 16 van 1 Timoteüs 1:
“Maar daarom is mij barmhartigheid bewezen, opdat Jezus Christus in mij, de voornaamste, al Zijn geduld zou tonen, tot een voorbeeld voor hen die in Hem geloven zullen tot het eeuwige leven.”
Nineve’s bekering is dus geen uitzondering, maar een patroon. God keert zich niet af van hen die zich tot Hem keren. Zijn genade is beschikbaar – overvloedig, radicaal en verrassend – voor ieder die zich verootmoedigt en Hem zoekt. Dat was waar voor Nineve, voor Paulus, en het is waar voor ons vandaag.
Vers 9: Hoop in onzekerheid
“Wie weet zal God Zich omkeren, berouw hebben en Zijn brandende toorn laten varen, zodat wij niet omkomen!”
In het hart van de bekering van Nineve klinkt een aarzeling: “Wie weet, God mocht Zich omkeren…” (Jona 3:9, HSV). De koning van Nineve spreekt geen zekerheid uit, maar hoop. Hij weet niet of hun wanhopige ommekeer genoeg is om de aangekondigde ondergang te keren. Het klinkt onzeker, tastend, bijna wanhopig. Maar deze aarzelende hoop mondt uit in een van de krachtigste onthullingen van Gods karakter in het boek Jona: God ziet hun bekering – en Hij ontfermt Zich.
De woorden “wie weet” zijn menselijk, breekbaar. Maar Gods antwoord is goddelijk en zeker: Hij is genadig voor wie zich van harte tot Hem wendt. Wat de koning nog niet wist, is wat wij nu wel mogen weten: Wie tot God nadert met een oprecht hart, wordt niet afgewezen.
De koning van Nineve wist dat hij niets kon eisen van God. Hij kon zich slechts vernederen, hopen, vasten, zijn leven keren. Maar hij wist nog niet met zekerheid of dat zou leiden tot vergeving. Toch heeft de Schrift ons méér geopenbaard. In de loop van de Bijbel ontvouwt zich een steeds helderder beeld: God verbergt Zijn gezicht niet voor een berouwvol hart.
Psalm 51, het berouwgebed van David, zegt het zo:
“De offers voor God zijn een gebroken geest; een gebroken en verbrijzeld hart zult U, o God, niet verachten.” (Psalm 51:19)
En Jesaja getuigt:
“Zo zegt de Hoge en Verhevene, Die in de eeuwigheid woont en Wiens Naam de Heilige is: Ik woon in de hoge en heilige plaats, en bij de verbrijzelde en nederige van geest, om de geest van de nederigen te verlevendigen.”
Wie zich vernedert en met een gebroken hart tot God nadert, vindt Hem nabij. Dat is de vaste lijn door heel de Schrift heen.
Van onzekerheid naar vaste hoop
De koning van Nineve handelde op basis van onzekerheid, maar het wonder is dat Gods reactie niet aarzelend is. God zag hun daden, zag hun omkeer, en had berouw over het kwaad dat Hij hun had aangekondigd. Hij handelde genadig. Dit bevestigt dat Zijn karakter niet wispelturig is, maar vast en betrouwbaar: Hij “heeft geen vreugde in de dood van de goddeloze, maar daarin dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft” (Ezechiël 33:11).
Deze zekerheid wordt nog helderder in het Nieuwe Testament. De uitnodiging van God wordt daar expliciet bekrachtigd in de persoon van Jezus Christus. Jakobus schrijft:
“Nader tot God, en Hij zal tot u naderen.” (Jakobus 4:8a)
En de schrijver van Hebreeën moedigt aan:
“Laten wij dan met vrijmoedigheid toegaan tot de troon van de genade, opdat wij barmhartigheid verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden op het juiste tijdstip.” (Hebreeën 4:16)
De genade van God is geen loterij. Het is geen “wie weet” meer voor wie leeft na het kruis van Christus. Het is een belofte. Jezus zelf heeft die genade verworven door Zijn bloed. Door Hem zijn de “misschien”-woorden van de koning van Nineve veranderd in het “zeker weten” van het evangelie.
Gods open armen: niet tijdelijk, maar eeuwig
Gods uitnodiging tot bekering is geen momentopname, geen tijdelijke uitzondering. Het is Zijn karakter. De apostel Paulus zegt over de goedheid van God:
“Of veracht u de rijkdom van Zijn goedertierenheid, verdraagzaamheid en geduld, en weet u niet dat de goedertierenheid van God u tot bekering leidt?” (Romeinen 2:4)
En verder zegt hij, als een samenvatting van Gods hart:
“God wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis van de waarheid komen.” (1 Timotheüs 2:4)
Dat is de zekerheid waarin wij vandaag mogen staan. Niet tastend in het duister, maar levend in het licht van Gods belofte. Gods genade is geen gesloten deur voor wie klopt. Jezus zegt:
“Wie tot Mij komt, zal Ik beslist niet uitwerpen.” (Johannes 6:37b) Hoop als zekerheid
De koning van Nineve zei: “Wie weet?” Maar het antwoord van God is nu bekend:
Wie zich van harte bekeert, ontvangt genade.
Wie zich vernedert, wordt verhoogd.
Wie nadert tot God, wordt door Hem ontvangen.
Zijn genade is niet onzeker. Door Jezus Christus is ze bevestigd, verankerd, eeuwig beschikbaar voor ieder die komt. De tijd van hopen zonder weten is voorbij. De tijd van zeker weten is gekomen:
“Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven.” (1 Johannes 1:9)
Vers 10: De vrucht van het geloof
In Jona 3:10 lezen we hoe God reageert op de bekering van de Ninevieten: "Toen zag God wat zij deden, dat zij zich bekeerden van hun slechte weg. En God kreeg berouw over het kwade dat Hij gezegd had hun te zullen aandoen, en Hij deed het niet."
Dit vers benadrukt dat geloof niet slechts een innerlijke overtuiging is, maar zich daadwerkelijk moet vertalen naar verandering in ons leven. God ziet niet alleen de woorden of emoties die we uiten, maar de daadwerkelijke verandering die plaatsvindt in onze daden. Het is deze verandering die ons geloof zichtbaar maakt en Gods genade in actie brengt.
In het Nieuwe Testament zien we hetzelfde principe terugkomen. In Lukas 3:8 zegt Johannes de Doper: "Breng dan vruchten voort die passen bij de bekering." Wat Johannes hier zegt, is dat waarachtig geloof niet zonder gevolgen blijft. Wanneer we geloven, zal dit zich uiten in de manier waarop we leven. Jezus Zelf benadrukt dit in Matthéüs 7:16: "Aan hun vruchten zult u hen herkennen." Het geloof dat we beweren te hebben, moet zichtbaar zijn in ons leven en de keuzes die we maken.
Een ander belangrijk aspect van geloof is dat het niet alleen een innerlijke overtuiging is, maar een kracht die ons in staat stelt om te veranderen. In Romeinen 12:2 schrijft Paulus: "En wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid, zodat u kunt beproeven wat de goede, welbehaaglijke en volkomene wil van God is." Dit vers leert ons dat echte bekering en geloof ons niet alleen innerlijk vernieuwen, maar ons ook aansteken om onze manier van denken en handelen te veranderen, zodat we kunnen leven volgens Gods wil.
In 1 Johannes 2:6 zegt de apostel: "Wie zegt in Hem te blijven, moet ook zelf zo wandelen zoals Hij gewandeld heeft." Dit vers bevestigt dat ons geloof in Christus niet alleen iets is wat we in woorden uiten, maar iets dat onze daden en levensstijl moet beïnvloeden. Net zoals de Ninevieten hun daden moesten veranderen om Gods genade te ontvangen, zo moeten wij ons leven aanpassen om te getuigen van de verandering die Christus in ons teweegbrengt.
Het geloof dat we hebben in Jezus Christus roept ons op om te handelen naar de waarheid die we hebben ontvangen. Jakobus 2:17 zegt duidelijk: "Zo is ook het geloof, als het geen werken heeft, dood in zichzelf." Geloof zonder daden is leeg. Het is de kracht van Gods genade die ons niet alleen bevrijdt van zonden, maar ons ook in staat stelt om te leven in overeenstemming met Zijn wil. Dit geloof werkt door de Heilige Geest, die ons niet alleen overtuigt van de waarheid, maar ons ook de kracht geeft om volgens die waarheid te leven.
De Ninevieten gaven ons een voorbeeld van hoe geloof tot echte verandering leidt. Hun geloof was meer dan een emotionele reactie of een mondelinge belofte; het was een volledige omkering van hun manier van leven. Ze bekeerden zich van hun slechte wegen, en God, die hun hart doorgrondt, zag de oprechte verandering in hun daden en harten. Zo geldt dit voor ons ook: wanneer wij ons geloof in Christus echt omarmen, zal het niet alleen iets zijn wat we zeggen, maar iets wat we doen. Het zal ons doen veranderen, onze zonden achter ons laten, en ons leiden naar een nieuw leven in Christus.
Het is belangrijk te begrijpen dat Gods genade ons niet oproept om in onze zonden te blijven, maar ons uitdaagt om te veranderen. In Titus 2:11-12 schrijft Paulus: "Want de genade van God, die heil brengt voor alle mensen, is verschenen en leert ons, dat wij de goddeloosheid en de wereldse begeerten zouden verloochenen en in deze tegenwoordige wereld bezonnen, rechtvaardig en godvruchtig zouden leven." Gods genade leert ons niet alleen over de vergeving van zonden, maar roept ons ook op om een nieuw leven te leiden, één dat reflecteert wat we hebben ontvangen.
In het licht van deze Schriftgedeelten zien we duidelijk dat geloof een actieve kracht is die ons in staat stelt om onze levens te veranderen. Het is niet voldoende om alleen te geloven; ons geloof moet zich uiten in onze daden. Gods genade is overvloedig, maar het roept ons tegelijkertijd op om ons leven om te keren en in overeenstemming met Zijn wil te leven. Zoals de Ninevieten hun slechte wegen achterlieten, zo moeten ook wij onze oude wegen verlaten en wandelen in het nieuwe leven dat Christus ons heeft gegeven.
En Hij deed het niet – Het Evangelie in vijf woorden
De woorden "en Hij deed het niet" lijken eenvoudig. Maar ze vangen de hele reikwijdte van Gods barmhartigheid in één adem. God had Nineve een oordeel aangekondigd: "Nog veertig dagen, en Nineve wordt omgekeerd!" (Jona 3:4). Maar toen de inwoners zich tot Hem keerden in geloof en verootmoediging, deed Hij het niet. Hij trok Zijn hand terug. Niet omdat hun daden Hem dwongen — maar omdat hun geloof Hem bewoog.
Hierin horen we de echo van het evangelie. Ook over onze wereld was het oordeel uitgesproken: "Want allen hebben gezondigd en missen de heerlijkheid van God" (Romeinen 3:23). En toch — voor allen die zich tot Hem keren in geloof, geldt: God doet het niet. Hij laat het oordeel niet losbarsten over hen. Waarom? Omdat er Eén is over wie Hij het wél liet komen.
Jezus en de omkering van het oordeel
Wat Nineve mocht ervaren in een schaduw, heeft Christus volkomen gedragen. Aan het kruis kwam het oordeel van God niet tot stilstand, maar tot ontlading — op Zijn Zoon. Zo is er geen oordeel meer voor wie in Christus Jezus zijn (Romeinen 8:1). In Hem zien we de volheid van wat Jona 3:10 slechts in aanzet openbaart: God ziet geloof, en spaart. Niet omdat Hij rechtvaardigheid opgeeft, maar omdat Hij haar volledig vervult in Jezus.
In 2 Korinthe 5:21 lezen we:
“Want Hem die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem.”
De reden dat God Nineve spaarde, en ons blijft sparen, is niet gelegen in menselijke werken, maar in Zijn karakter en in het offer van Zijn Zoon. Jezus is het fundament waarop Gods genade rechtvaardig is. Zonder dat zou "en Hij deed het niet" een goedkope barmhartigheid zijn. Maar in Christus is het een rechtvaardige daad van vergeving (1 Johannes 1:9).
Geloof als antwoord
Wat God in Nineve zocht, zoekt Hij nog steeds: geen uiterlijk vertoon, maar een hart dat gelooft. Niet perfectie, maar overgave. In Hebreeën 11:6 staat:
“Zonder geloof is het echter onmogelijk God te behagen, want wie tot God komt, moet geloven dat Hij is en dat Hij beloont wie Hem zoeken.”
Nineve zocht God — niet in theorie, maar met een berooid hart. En Hij deed het niet. Hij strafte hen niet. Ook vandaag is dit de boodschap van het evangelie: wie tot God nadert in geloof, mag zeker weten dat Hij genadig is, want Hij heeft Zijn oordeel op Jezus gelegd.
Of, zoals Jezus het zegt in Johannes 5:24:
“Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie Mijn woord hoort en Hem gelooft Die Mij gezonden heeft, die heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel, maar is uit de dood overgegaan in het leven.”
Vijf woorden. “En Hij deed het niet.” Geen bliksem. Geen vuur. Geen vernietiging. Alleen de stille bevestiging van genade. Niet omdat God veranderde, maar omdat Hij Zich liet raken door geloof. Niet omdat mensen goed werden, maar omdat God goed is.
En vandaag? Vandaag geldt hetzelfde voor ieder die gelooft:
"Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld…" (Johannes 3:18)
Want als je bij het kruis komt met lege handen, zegt God opnieuw: ‘Ik doe het niet.’
Epiloog
Het verhaal van Nineve eindigt niet met vuur en zwavel, maar met stilte. Niet met vernietiging, maar met ontferming. Niet met een roep van toorn, maar met zes eenvoudige woorden: “En Hij deed het niet.”
In die stilte ligt de kern van Gods hart. Hij is rechtvaardig, heilig, de Rechter van de ganse aarde — en toch houdt Hij ervan om barmhartig te zijn (Micha 7:18). De woorden “en Hij deed het niet” zijn geen teken van zwakte, maar van Zijn diepe verlangen om te vergeven. Hij zoekt geen vernietiging, maar herstel.
De profeet Ezechiël hoorde Gods hart kloppen in deze woorden:
“Zou Ik werkelijk behagen scheppen in de dood van de goddeloze?, spreekt de Heere HEERE. Is het niet hierin: dat hij zich bekeert van zijn wegen en leeft?”
— Ezechiël 18:23
Wat in Nineve gebeurde, is dus geen uitzondering, maar een venster op wie God is. Het oordeel stond klaar, het was aangekondigd — en toch kwam het niet. Waarom? Omdat er geloof was. Omdat er een omkering plaatsvond — niet alleen in daden, maar in gezindheid, in houding, in het hart. De mensen van Nineve geloofden God (Jona 3:5), en dat geloof vond weerklank bij Hem.
Ook in de woorden van David klinkt deze verwachting door. Hij, die zelf Gods oordeel verdiende, mocht het volgende belijden:
“Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden.”
— Psalm 103:10
Waarom? Omdat Hij een Vader is, vol ontferming. Omdat Hij onze broosheid kent. En omdat Hij — wanneer Hij in het hart geloof vindt — kiest voor genade boven oordeel. Niet omdat Hij Zijn rechtvaardigheid vergeet, maar omdat Hij een weg heeft bereid waarop recht en genade elkaar kussen (Psalm 85:11).
Die weg is Christus. Aan het kruis werden de woorden “en Hij deed het niet” met bloed geschreven — niet over Nineve, maar over ons. God heeft het oordeel niet laten komen op wie in Christus geloven, omdat Hij het wél heeft laten neerkomen op Zijn eigen Zoon. Zo schrijft Paulus:
“God heeft Hem openlijk aangewezen als verzoening door het geloof in Zijn bloed… opdat Hij rechtvaardig zou zijn, ook wanneer Hij degene rechtvaardigt die uit het geloof in Jezus is.”
— Romeinen 3:25–26
Daarom zijn deze zes woorden — “en Hij deed het niet” — het begin van onze hoop. Ze zijn niet alleen een moment in de geschiedenis van Nineve, maar een spiegel van het evangelie. Een boodschap voor iedereen die zich afvraagt of er nog genade is. Het antwoord is: ja, want Hij heeft het niet gedaan — met Nineve. En Hij zal het ook niet doen met jou, als je gelooft.
Zoals Jezus zelf zegt:
“Wie Mijn woord hoort en Hem gelooft Die Mij gezonden heeft, die heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel, maar is uit de dood overgegaan in het leven.”
— Johannes 5:24
De stilte van God over Nineve is niet leeg. Ze is vol van genade. En ze klinkt nog steeds.
Voor wie gelooft, zegt God vandaag opnieuw:
“En Ik doe het niet.”