We lezen:
Numeri 16–18; 1 Samuël 11–12; Handelingen 5:1–11
“Korach, de zoon van Jishar, de zoon van Kehat, de zoon van Levi, en enkele Rubenieten, Dathan en Abiram, de zonen van Eliab, en On, de zoon van Peleth, werden brutaal en kwamen in opstand tegen Mozes.” (Numeri 16:1-2)
Inleiding
In deze parasha staan we stil bij de opstand van Korach, een Leviet die samen met Dathan, Abiram en 250 leiders uit de gemeenschap het leiderschap van Mozes en Aäron openlijk in twijfel trok. Wat begon met angst en ongeloof bij het volk, toen zij het Beloofde Land niet durfden binnen te gaan, mondt nu uit in brutale rebellie.
Korach zei tegen Mozes: “De hele gemeenschap is heilig… waarom verheffen jullie je dan boven de gemeente van de HEERE?” (Numeri 16:3). Hij verwees naar de heiligheid van het hele volk, alsof dat betekende dat iedereen gelijkwaardig bevoegd zou zijn om te dienen als priester. Maar het ging hem niet om het welzijn van de gemeenschap – het ging om macht. De aanklacht tegen Mozes was eigenlijk een projectie van zijn eigen verlangen naar aanzien.
Zelfbedrog en afgunst als wortel van rebellie
De zonde van Korach was subtiel verpakt in vroom klinkende woorden, maar had diepe wortels van afgunst en zelfverheffing. Mozes, die zelf nooit naar macht had gestreefd, zag recht door deze façade heen. Hij wist: hier sprak niet de Geest van God, maar de geest van trots en jaloezie.
Deze opstand was feitelijk verzet tegen Gods eigen ordening. Niet Mozes had zichzelf tot leider benoemd, noch Aäron tot priester – het was God zelf die deze aanstellingen had gedaan. Mozes zegt dan ook:
“Is het u te weinig dat de God van Israël u heeft afgezonderd... en dat Hij u tot Zichzelf heeft doen naderen, u en al uw broeders, de zonen van Levi?” (Numeri 16:9–10).
Maar Korach wilde méér. De bijzondere positie van de Aäronitische priesters wekte afgunst op. Deze zucht naar meer — naar het “heilige der heiligen” — werd zijn ondergang.
Gods oordeel over verdeeldheid
De gevolgen van deze opstand zijn schokkend: de aarde opent zich en verzwelgt Korach, Dathan, Abiram en hun families. De 250 mannen die illegaal wierook offerden, worden verteerd door vuur. Wat overblijft zijn de koperen vuurpannen – omgesmeed tot een herinnering op het altaar, als blijvend getuigenis: Waag het niet Gods ordening te ondermijnen.
Strijd en verdeeldheid zijn geen lichte zonden. Spreuken zegt: “Deze zes dingen haat de HEERE… en wie tweedracht zaait onder broeders is Hem een gruwel.” (Spreuken 6:19). De apostel Jakobus vult aan: “Waar afgunst en zelfzucht heersen, daar is wanorde en allerlei kwade praktijk.” (Jakobus 3:16). Ook Jezus waarschuwde: “Een huis dat tegen zichzelf verdeeld is, zal niet kunnen standhouden.” (Markus 3:25)
Vals leiderschap en geestelijke trots
De zonde van Korach is ook vandaag nog actueel. Strijd in kerken en gemeenschappen ontstaat vaak wanneer mensen ambities najagen die niet door God gegeven zijn. Het verlangen naar erkenning, invloed of roem leidt tot machtsstrijd, splitsingen en verharding.
Yeshua (Jezus) daarentegen zocht nooit macht. Hij waste de voeten van zijn leerlingen. Hij sprak met zondaars, maar liet zich niet door hun levensstijl beïnvloeden. Hij riep op tot bekering, zonder afbreuk te doen aan Gods heiligheid.
De les? Leiderschap in de gemeente is dienstbaarheid. En ook wie geen zichtbare rol heeft, is even waardevol in Gods ogen. Korach had dat kunnen weten. Hij was immers al uitgekozen tot Leviet – een grote eer! Maar het was niet genoeg.
Verdeeldheid – toen en nu
De strijd hield daar niet op. De historicus Josephus schrijft hoe, vlak voor de verwoesting van Jeruzalem in 70 n.Chr., maar liefst 24 facties binnen de stad elkaar bevochten – allemaal overtuigd van hun eigen gelijk. De Romeinen hoefden nauwelijks iets te doen: het volk vernietigde zichzelf van binnenuit.
Ook vandaag is verdeeldheid pijnlijk zichtbaar. Binnen het Jodendom bestaan diepe kloven tussen ultraorthodoxen, seculieren en messiasbelijdende Joden. En in het christendom zijn er duizenden denominaties en scheuringen, vaak ontstaan door strijd om leer of macht. Terwijl we dezelfde God dienen en één Messias belijden.
De hoop ligt in nederigheid, eenheid en zachtmoedigheid. Zoals Psalm 133 zegt:
“Zie, hoe goed en hoe aangenaam het is als broeders ook eensgezind samenwonen.”
Wandel in vrede en gehoorzaamheid
Mozes zocht geen leiderschap, hij gehoorzaamde slechts. En juist daarin werd hij de nederigste mens op aarde (Numeri 12:3). Ook wij worden opgeroepen onszelf niet te verheffen, maar God toe te staan ons op Zijn tijd te verhogen: Spreuken ons op tot zachtmoedigheid:
“Een zacht antwoord keert de woede af, maar een hard woord wekt toorn op.” (Spreuken 15:1)
We zien nu nog maar ten dele. Maar als de Messias wederkomt, zal waarheid volkomen geopenbaard worden. Tot die dag zijn wij geroepen tot nederigheid, dienstbaarheid en trouw — ieder op zijn eigen plaats. Mogen wij, in een tijd van verdeeldheid, leven als vredestichters. Want zoals Yeshua zei: “Zalig zijn de vredestichters, want zij zullen kinderen van God genoemd worden.” (Mattheüs 5:9)