We lezen:
Genesis 12:1–17:27; Jesaja 40:27–41:16; Romeinen 4:1–25
“De Heer zei tegen Abram: “Ga (lech lecha) uit je land, je familie en het huis van je vader, naar het land dat Ik je zal wijzen.”(Gen. 12:1, Hebr. Bijbel)
Vorige week, in parasha Noach, gaf de Heere God Noach de opdracht een ark (tievah) te bouwen en die van binnen en van buiten met pek te bestrijken. Die ark zou Noach – de enige rechtvaardige man ter wereld – en zijn gezin redden, evenals twee c.q. zeven dieren van elke diersoort.
De parasha (Torah-gedeelte) van deze sjabbat gaat over reizen, met name reizen die ons naar huis brengen. Een niet onbelangrijk detail vanuit het Hebreeuwse Lech Lecha.
Lech Lecha, vrij vertaald als “Ga!” of “Verlaat!”, is een korte, maar radicaal diepe oproep in de Bijbel. Het zijn woorden van God aan Abram, waarin Hij hem roept om alles wat vertrouwd is, los te laten en te gaan naar het land dat de Aanwezige hem zou wijzen. Het gaat niet alleen om een fysieke reis, maar om een innerlijke beweging van gehoorzaamheid en vertrouwen.
Opvallend is dat Abram, anders dan God had bevolen, zijn familie en bezit meeneemt. In Genesis 11:31 lezen we hoe Terach, Abram en Lot uit Ur vertrekken en in Haran blijven wonen. Deze stad, tussen Ur en Kanaän, betekent letterlijk “droogte” of “hitte”. De reis stokt halverwege, een symbolische plaats van stilstand. God laat zien dat ongehoorzaamheid of het vasthouden aan het oude de beloften niet kan laten voortkomen. Pas na de dood van Terach — wiens naam “stilstand” of “traagheid” betekent — gaat Abram verder. Hier zien we hoe God geduldig wacht tot het oude verleden voorbij is, voordat het nieuwe kan beginnen.
De oproep van God klinkt opnieuw. Niet Abram zoekt God, maar God zoekt Abram. Dit patroon van goddelijke initiatie zien we ook bij Mozes bij de brandende braamstruik (Exodus 3:4), bij Jesaja in de tempel (Jesaja 6:8) en bij Saulus op de weg naar Damascus (Handelingen 9:4). Psalm 14 herinnert ons aan de menselijkheid: “Er is niemand die goeddoet, zelfs niet één” (Ps. 14:3). Toch daalt God af, zoekt Hij de mens op, en leidt Hij het leven van één mens om zo Zijn plan voor de wereld vorm te geven. Het is verbluffend om te bedenken dat de Schepper van hemel en aarde zich richt op één mens — op Abram, maar uiteindelijk ook op ieder van ons.
“Ga uit uw land,” klinkt de eerste oproep. Ur en later Haran waren centra van cultuur, handel en afgoderij (Jozua 24:2). Het verlaten van vertrouwde zekerheid en bescherming vraagt Abram volledig te vertrouwen op de stem van God. Zoals de schrijver van Hebreeën het samenvat: “Door het geloof gehoorzaamde Abraham toen hij geroepen werd om naar een plaats te gaan die hij later als erfdeel zou ontvangen, en hij ging, ook al wist hij niet waarheen” (Hebreeën 11:8). Geloof begint niet met begrijpen; het begint met loslaten, met gehoorzamen voordat de bestemming zichtbaar is.
Dan volgt de tweede oproep: “Verlaat uw familie.” In Abrams tijd was familie niet alleen een bron van identiteit, maar ook bescherming, status en overleving. God vraagt hem zijn diepste loyaliteit te herordenen. Later herhaalt Jeshua dit principe: “Wie vader of moeder meer liefheeft dan Mij, is Mij niet waard” (Matteüs 10:37). Abram verlaat zijn familie niet uit verloochening, maar uit gehoorzaamheid. Zijn liefde voor familie krijgt een nieuwe plaats, ondergeschikt aan zijn gehoorzaamheid aan God. En juist in deze gehoorzaamheid zal Abram later mededogen en voorbede tonen voor zijn verwanten, zoals voor Lot en de steden van het dal (Genesis 18:23-33).
Tenslotte zegt God: “Verlaat het huis van uw vader.” Dit gaat verder dan fysieke scheiding; het is een geestelijke breuk. Terach diende andere goden (Jozua 24:2), en God wil Abram losmaken van deze erfenis om een nieuw begin te maken. Door Abram te roepen, begint God een volk te vormen waarin geloof afgoderij vervangt. “Ik zal u tot een groot volk maken... en u zult tot zegen zijn voor alle volken” (Genesis 12:2-3). Dit is niet alleen een belofte voor Abram, maar voor de hele mensheid.
De bestemming blijft onbekend: “Ga naar het land dat Ik u zal laten zien.” Geen route, geen zekerheid, alleen vertrouwen. Abram leert leven bij de belofte. Later herinnert God hem in Genesis 15:7: “Ik ben de HEERE, Die u uit Ur der Chaldeeën geleid heb om u dit land te geven.” Zoals Hebreeën 11:9-10 beschrijft, woonde Abram in tenten, uitziend naar de stad met fundamenten waarvan God de ontwerper en bouwmeester is. Zijn leven werd een oefening in geloof: leren vertrouwen op God zonder alles te begrijpen.
Wat begon met Terach die bleef steken in Haran, wordt voltooid in Abram die durft te gaan. Hij verlaat zijn land, zijn familie, zijn verleden — niet omdat hij alles begrijpt, maar omdat hij vertrouwt op Degene die roept. Lech Lecha is een oproep tot beweging, tot loslaten en volgen, een model van geloof dat ook vandaag nog relevant is. Want geloof blijft niet wonen waar het veilig is; het gaat op weg, geleid door de stem van God, en in gehoorzaamheid ontvouwt zich Gods belofte.
De verdieping
Als extra is een overdenking geschreven over de woorden ‘Verlaat uw land’, of breder: het achterlaten van comfort voor Gods plan in ons persoonlijk leven. Met andere woorden: Wat leert Genesis 12 jou en mij? Klik hier om naar deze overdenking te gaan.