We lezen:
Numeri 4:21–7:89; Richteren 13:2–25; Handelingen 23:20–24

"Neem ook een telling [naso] van de Gersonieten naar hun families en geslachten." (Numeri 4:22)

 

Samen optillen: een gemeenschap in beweging
Deze week lezen we Parasha Naso, wat letterlijk ‘verhef’ of ‘hef op’ betekent. In Numeri 4 gaat het over het tellen van de Levitische families – een vervolg op de volkstelling die we vorige week lazen in Bamidbar. De Levieten werden geteld, maar niet alleen als cijfers in een lijst: ze kregen elk een persoonlijke taak toevertrouwd in de dienst aan de HEERE. Het was geen bureaucratische administratie, maar een goddelijke toewijzing van roeping.

"Op het bevel van de HEERE, door de dienst van Mozes, wees men ieder zijn dienst aan en wat hij dragen moest." (Numeri 4:49)

Wat we hier zien, is een blauwdruk van hoe een gemeenschap gezond en krachtig kan functioneren: ieder doet wat bij hem past, niemand draagt te veel, en het geheel wordt gedragen door gedeelde verantwoordelijkheid. Het doet denken aan de vroege gemeente in Handelingen, waar men alles gemeenschappelijk had, en waar het samen delen ook betekende: samen dragen.

"En allen die geloofden, waren bijeen en hadden alles gemeenschappelijk… naar dat ieder nodig had." (Handelingen 2:44–45)

Een geest van samenwerking, van bemoediging, van lasten verlichten – dat is hoe God ons bedoelde. En midden in die samenwerking is er ruimte voor rust: de rust die Yeshua/Jezus belooft aan wie vermoeid en belast zijn. Hij draagt mee, meer nog dan een gemeenschap dat kan.

Jaloezie: giftig of heilig?
Dan komt er een opvallend onderwerp voorbij in Numeri 5: de geest van jaloezie. Wat als een man zijn vrouw verdenkt van ontrouw? Zelfs als er geen bewijs is? De Torah voorziet in een ritueel waarin die spanning onder Gods ogen gebracht wordt. De vrouw wordt naar de priester gebracht, er wordt een gelofte uitgesproken, en zij drinkt een beker met ‘bitter water’. Als ze onschuldig is, zal het haar niet schaden; als ze schuldig is, zal het haar ontmaskeren. Het klinkt vreemd voor moderne oren, maar in de oude context was het een bescherming tegen willekeur en geweld: de zaak werd uit handen van mensen gehaald en gelegd in de handen van God.

Interessant is dat het woord voor huwelijk in het Hebreeuws nissuin is – van dezelfde wortel als naso: optillen, verheffen. Het huwelijk is bedoeld om ons op te tillen, niet om ons neer te drukken. Jaloezie daarentegen, kan een relatie zwaar maken. Maar jaloezie is niet altijd verkeerd. In het Hebreeuws is het woord kinah verwant aan vuur, ijver en vurige liefde. Het is die intense liefde die zegt: "Ik wil jou alleen voor mij."

Zoals in Hooglied staat:
"De liefde is sterk als de dood, de hartstocht onverbiddelijk als het graf. Haar gloed is als vuur, een vlammende vlam." (Hooglied 8:6)

God Zelf wordt in de Bijbel een jaloerse God genoemd – El Kanah. Niet omdat Hij wispelturig of onzeker is, maar omdat Hij Zijn volk niet wil delen met afgoden. Zijn jaloezie is zuiver en heilig, geboren uit liefde en trouw.

"De ijver van de HEERE van de legermachten zal dit doen." (Jesaja 9:7)

Kan God jaloers zijn?
Het idee van een jaloerse God roept vragen op. Jaloezie is in onze ogen vaak negatief, iets dat relaties vergiftigt. Maar in de Bijbel is Gods jaloezie juist een uiting van diepe betrokkenheid. Hij vergelijkt Zijn relatie met Israël met een huwelijk – en in een huwelijk hoort exclusiviteit.

"U zult geen andere goden aanbidden, want de HEERE… is een na-ijverig God." (Exodus 34:14)

Zijn jaloezie is niet die van een controlerende partner, maar van een liefhebbende echtgenoot die het beste wil voor Zijn bruid en voor Zijn kinderen. In het Nieuwe Testament komt dat terug als Paulus schrijft:

"Of willen wij de Heere tot jaloersheid verwekken?" (1 Korinthe 10:22)

Gods jaloezie is Zijn weigering om ons zomaar te laten wegglijden in dingen die ons beschadigen. Hij strijdt om ons hart, omdat Hij van ons houdt. (!)

Woorden met kracht: de priesterlijke zegen
Het slot van deze parasha is als een parel in een kroon. Daar vinden we de beroemde priesterlijke zegen:

"De HEERE zegene u en behoede u… en geve u vrede." (Numeri 6:24–26)

Het is een zegen die we vaak horen in diensten, aan het einde van een bijeenkomst, bij speciale gelegenheden. Maar wat betekenen die woorden werkelijk?

Zegenen in het Hebreeuws (barak) is verbonden met het woord voor ‘knie’ – het roept beelden op van buigen, nederigheid. Zegen ontvangen vraagt openheid.
Behoeden (shomer) gaat over bescherming – alsof God als een wachter over ons staat.
Zijn aangezicht doen lichten betekent dat Hij je werkelijk ziet, met liefdevolle aandacht.
Genadig zijn zegt: je hoeft het niet te verdienen. Zijn goedheid is vrijelijk gegeven.
En als Zijn aangezicht over je verheven wordt, komt het woord naso opnieuw terug: God tilt jou op, verheft je.
En dan komt het slot: shalom. Niet zomaar ‘vrede’ als afwezigheid van conflict, maar een diepe heelheid, rust, volheid. De vrede van Christus, die Hij ons naliet.

"Mijn vrede geef Ik u." (Johannes 14:27)

Zijn Naam op ons
Tot slot zegt God tegen Mozes dat deze zegen meer is dan mooie woorden. Het is een manier waarop de priesters de Naam van God op het volk leggen:

"Zo moeten zij Mijn Naam op de Israëlieten leggen, en Ík zal hen zegenen." (Numeri 6:27)

Het is God Zelf die zegent. Wanneer iemand ons een zegen geeft, mogen we beseffen dat achter die woorden de hand van de Eeuwige schuilgaat. Zijn Naam op ons betekent dat we bij Hem horen, dat Hij voor ons strijdt, en dat Zijn nabijheid ons leven doordringt.

 

Laat je deze week optillen door die Naam, door Zijn rust en door de zekerheid dat je gezien, beschermd en geliefd bent. Naso – je bent niet vergeten, maar geroepen en gedragen.