We lezen
Numeri 30:2–36:13; Jeremia 2:4–28, 3:4, 4:1–2; Jakobus 4:1–12
“Mozes zei tegen de hoofden van de stammen (matot} van Israël: ‘Dit is wat de Heer gebiedt: Wanneer iemand een gelofte (nadar) aan de Heer doet (neder) of een eed aflegt om zichzelf door een eed (asar) te verplichten (asar), mag hij zijn woord niet breken, maar moet hij alles doen wat hij heeft gezegd.” (Numeri 30:3, Hebr. Bijbel)
Inleiding
Vorige week lazen we in Parasha Pinchas dat God Pinchas (Phinehas) een vredesverdrag en eeuwig priesterschap gaf als antwoord op zijn ijver voor de Heer. In de parasha van deze week spreekt Mozes tot de hoofden van de stammen (matot) over de kwestie van geloften.
Het Hebreeuwse woord voor gelofte is 'neder', wat duidt op een plechtige belofte om iets aan God te wijden en ook om iets in Zijn dienst of eer te doen.
Jakob deed een dergelijke gelofte toen hij beloofde God een tiende van alles wat God hem gaf terug te geven, in ruil voor Gods voorziening en bescherming op zijn reis (Genesis 28:20-22).
Geloften komen echter niet altijd voort uit toewijding. Vaak worden geloften overhaast uitgesproken in tijden van nood of wanhoop, in een poging goddelijke hulp of bijstand te verkrijgen. De uitdaging is dan om de gelofte te onthouden en na te komen, ook als de beproeving voorbij is. De realiteit is natuurlijk dat er momenten zijn waarop we de belofte die we hebben gedaan, ondanks onze beste bedoelingen, ‘gewoon’ niet nakomen. Daarom adviseert Prediker ons om niet overhaast te zijn met het doen van beloften aan God. Het adviseert ons ook om snel te handelen wanneer we een gelofte doen.’Wees niet haastig met uw mond, wees niet haastig in uw hart om iets voor God te zeggen.(Prediker 5:2, 4-5)
Voor een voorbeeld van een overhaaste en dwaze gelofte hoeven we niet verder te kijken dan Jefta's gelofte om God te danken voor een militaire overwinning door bij thuiskomst alles te offeren wat er als eerste uit zijn huis kwam. Tot zijn grote afgrijzen was het zijn enige dochter die als eerste naar buiten kwam (Richteren 11:30-39).
Interessant genoeg begint de Grote Verzoendag (Jom Kippoer), de heiligste dag van de Bijbelse kalender, met een gebed genaamd Kol Nidre (Alle Geloften). Het doel is om alle geloften die in het afgelopen jaar zijn gedaan, te verbreken. Kol Nidre ontstond tijdens de Spaanse Inquisitie, toen veel Joden gedwongen werden christelijke geloften af te leggen om hun leven te redden.
God neemt geloften serieus en dat zouden wij ook moeten doen.
Verwant aan een gelofte, maar iets anders, is een verbintenis genaamd isar . Dit is meestal een negatieve gelofte –een zelfopgelegde belofte om af te zien van iets wat normaal gesproken is toegestaan. Een voorbeeld hiervan is de Nazireeërgelofte: een belofte om geen druivenproducten zoals wijn te consumeren en om het haar niet te knippen.
Het Hebreeuwse zelfstandig naamwoord isar (binden) is nauw verwant aan het werkwoord asar , dat verplichten of verbieden betekent .
Deze woorden beden betekenen ook, geketend of gevangengezet zijn; een gevangene is bijvoorbeeld een asir Hieruit begrijpen we dat we, zelfs door vrijwillige keuzes, verplicht zijn om onze belofte na te komen.. We zien dit in het leven van de apostel Paulus, toen hij zich bij vier mannen voegde die een gelofte aflegden als bewijs dat hij een strikt Joodse levensstijl had en zich trouw aan de Thora hield (Handelingen 21:23-24).
Uitgaan als overwinnaars
“Hier zijn de etappes in de reis van de Israëlieten, toen zij in groepen uit Egypte kwamen, onder leiding van Mozes en Aäron.” (Numeri 33:1, Hewbreeuwse Bijbel)
In het gedeelte Masei van deze week beschrijft Mozes de 42 reizen van Israël vanaf hun triomfantelijke vertrek uit Egypte. Terwijl de Egyptenaren hun doden begroeven, verlieten de Israëlieten het land als overwinnaars, niet als weggestuurde slaven. Hun tocht was een openlijke proclamatie van Gods overwinning over de afgoden van Egypte.
Ook wij mogen met dezelfde hoop leven: wanneer God ons verlost uit onze ‘Egypte’, uit slavernij aan zonde, angst of gebondenheid, doet Hij dat niet in stilte of schaamte, maar in kracht en overwinning.
Het Beloofde Land binnengaan
Nadat Israël de woestijn had doorkruist, stonden zij op de drempel van het Beloofde Land. God gebood hen: “Verdrijf alle inwoners van het land… Neem het land in bezit en bewoon het…” (Numeri 33:52–53). Hij waarschuwde ook: wie zij zouden laten blijven, zouden hen later pijn doen als stekels in hun ogen en doornen in hun zij.
God bepaalde hun erfgrenzen (Numeri 34), die haaks staan op de grenzen die de wereld Israël vandaag oplegt. Zijn beloften blijven echter onveranderd: vrede, veiligheid en herstel.
“U zult uw muren Redding noemen en uw poorten Lof.” (Jesaja 60:18)
Bein HaMetzarim – Tussen de engten
In de haftara lezen we Jeremia’s woorden:
“Mijn volk heeft Mij verlaten, de Bron van Levend Water, en hun eigen waterputten gegraven, die geen water houden.” (Jeremia 2:13)
Deze periode tussen de 17e Tammuz en de 9e Av, Bein HaMetzarim, is een tijd van rouw en herinnering aan het verlies van de tempel en het afdwalen van Israël. De weeën van deze periode wijzen echter ook op een mogelijk nieuw begin – geboorte in plaats van dood.
Yeshua haakt daarop in:
“Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken… uit zijn binnenste zullen stromen van levend water vloeien.” (Johannes 7:37–39)
Hij is de ware Makor Mayim Chayim, de Bron van Levend Water, die leven geeft aan wie Hem zoeken.
Laten wij in deze overgangstijden niet afdwalen, maar terugkeren naar de Bron, en als overwinnaars wandelen in het licht van Zijn belofte.
De verdieping
Wil je meer weten over overwinnaars, klik dan hier.